Docenten Nederlands 12-15 | niveau 2 | Dit is geen dagboek
Introductie
Erna Sassen (1961) schrijft voornamelijk kinderboeken. Dit is geen dagboek is haar eerste boek voor jongeren. Ze heeft Dit is geen dagboek geschreven omdat ze in die periode zelf somber was. Ze wilde de aanleiding hiervoor uitzoeken omdat ze bij haar broer gezien had hoe ingrijpend het is om depressief te zijn. Ze wist daarom dat ook voor de omgeving depressiviteit erg zwaar is. Behalve schrijfster is ze actrice en werkt ze achter de schermen mee aan theatervoorstellingen.
Inhoud
Vier en een half jaar geleden is de moeder van Boudewijn overleden. Hij was toen twaalf jaar. Al die tijd heeft hij gedaan alsof het hem niet interesseerde, maar na een bezoek aan het graf van zijn moeder kan hij alleen nog maar slapen en huilen. Hij sluipt 's nachts naar de kamer van zijn zevenjarige zusje Pluis omdat hij bang is als hij alleen is. Bovendien denkt hij dat iemand hem komt vermoorden. Uiteindelijk is zijn vader ten einde raad. Boudewijn moet van zijn vader vanaf nu iedere dag iets schrijven in een schrift en naar een stuk muziek luisteren. Doet Boudewijn dit niet, dan laat zijn vader hem opnemen in een psychiatrische inrichting. Boudewijn weet dat zijn vader dit meent, hij zal namelijk niet de eerste uit het gezin zijn.
Beetje bij beetje wordt het duidelijker wat er gebeurd is, ook voor Boudewijn zelf. De angst te verdwijnen, om niet mee te mogen doen, de eenzaamheid, alle puzzelstukjes vallen in elkaar. Boudewijn realiseert zich dat hij aan de slag zal moeten om te genezen en dat er nog steeds mensen om hem heen staan die hem willen helpen. Het schrift blijkt een meesterzet van vader te zijn.
Moeilijkheid
Dit is geen dagboek is een pittig N2 boek. Ook al zijn de zinnen kort, er moet veel tussen de regels gelezen worden. De N1- en N2-lezers zullen hier niet altijd in slagen, maar voor de N3-lezers is dit juist een uitdaging. N1- en minder ervaren N2-lezers zullen moeite hebben met het feit dat het verhaal heen en weer gaat in de tijd. Voor hen is het belangrijk bij te houden wat wanneer speelt. Verder maakt Boudewijn veel gebruik van ironie, vooral op momenten dat hij zijn ware gevoelens probeert te verbloemen. Dit is lastig voor N1- en N2-lezers. Voor de N3-lezers is het interessant om te analyseren hoe het probleem van Boudewijn ontstaan is. Ook zullen de N3-lezers vragen hebben over de zoektocht van Boudewijn naar zijn eigen identiteit; hij is immers bang om niet gezien te worden, om geen plekje in de wereld te krijgen. Eigenlijk is hij bang al dood te zijn. De N1- en N2-lezers zal dit waarschijnlijk ontgaan. Zij zullen zeker niet altijd Boudewijns handelen begrijpen.
Voor een volledige didactische en letterkundige analyse klik jeĀ hier.