Introductie

Anne Provoost groeide op in de Belgische Westhoek. Zij studeerde aan de Leuvense Universiteit en behaalde haar diploma Germaanse Filologie / Nederlandse Letterkunde met een scriptie over mensenrechteneducatie. Ze studeerde nog een jaar pedagogie aan dezelfde universiteit en ging daarna met haar man in de Verenigde Staten wonen, waar ze haar eerste boek schreef, Mijn tante is een grindewal (1990). Voor dit debuut kreeg Provoost de Boekenleeuw en de Interprovinciale Prijs voor Jeugdliteratuur. Het boek werd in zes talen vertaald.
Provoost schrijft niet alleen romans, maar ook korte verhalen en essays. De vraag hoe we naar kinderen kijken, houdt haar bijzonder bezig. Een aantal van haar boeken in vertalingen verschijnen in fondsen voor volwassenen, waardoor ze aanhoudend wordt geconfronteerd met de vraag: wat maakt literatuur tot jeugdliteratuur?
Haar tweede jeugdroman Vallen, over racisme en de verleidingen van extremisme, verscheen in 1994 en werd bekroond met de Libris Woutertje Pieterse Prijs, de Gouden Uil, de Boekenleeuw, de Interprovinciale Prijs voor Jeugdliteratuur en een Zilveren Griffel. Van Vallen werden meer dan 160.000 exemplaren gedrukt. Het boek is in twaalf talen vertaald, werd vier keer voor theater bewerkt, en werd in 2001 verfilmd door Hans Herbots in het Engels, onder de titel Falling.
Ander bekend werk van Anne Provoost: De roos en het zwijn (1997), De arkvaarders (2001) en In de zon kijken (2007). Begin 2008 verscheen bij Querido haar pamflet Beminde Ongelovigen. Atheïstisch sermoen.
Bron: Anneprovoost.be

Inhoud

Vallen gaat over Lucas, een vijftienjarige jongen, die ieder jaar met zijn moeder de vakantie doorbrengt bij zijn grootvader. Dit jaar is het eerste jaar dat zijn grootvader er niet meer is. Toch gaan ze op vakantie en verblijven ze in zijn huis. In het dorp wordt er erg geheimzinnig gedaan over zijn opa.
Lucas komt in contact met Benoit. Hij geeft hem het gevoel iets waard te zijn en Lucas gaat steeds meer op Benoit steunen. Benoit blijkt zo erg tegen vreemdelingen te zijn dat hij er alles aan zal doen om ze terug te laten keren naar hun eigen land. Hij spant Lucas voor zijn karretje, waardoor Lucas een asielzoekerstehuis in brand steekt.
Dan is er ook nog Caitlin, het buurmeisje van Lucas. Dankzij Caitlin komt Lucas te weten dat zijn grootvader tijdens de Tweede Wereldoorlog een aantal ondergedoken Joden heeft verraden. Caitlin komt ook met Benoit in contact en tot ergernis van Lucas laat ze zich verleiden door Benoit, maar ze keert zich onmiddellijk van hem af, als ze erachter komt hoe hij over de vreemdelingen denkt.
Terwijl Lucas zijn handen verbrandt tijdens het wegwerken van bewijsmateriaal, krijgt Caitlin een auto-ongeluk. Lucas redt haar door haar been af te zagen, waardoor ze nooit meer zal kunnen dansen. Lucas voelt zich hier erg schuldig over, terwijl veel mensen hem zien als een held.

Moeilijkheid

N2-lezers zullen het boek erg lastig vinden. Het taalgebruik is wel eenvoudig, maar de structuur van het boek zal ze al snel in de war brengen. De eerste drie hoofdstukken spelen zich elk in een ander jaar af en kennen elk een andere ik-figuur, die zichzelf niet introduceert. Met name deze perspectiefwisselingen vereisen een aandachtige en gemotiveerde lezer.
Voor N3-lezers is de setting van het boek interessant: de Tweede Wereldoorlog, gezien vanuit de ogen van kinderen. Door dit perspectief worden voor deze lezersgroep interessante vraagstukken over oorlog en oorlogstrauma's, identiteit, (homo)seksualiteit en vriendschap aansprekend gepresenteerd. Moeilijk blijft voor deze leerlingen de structuur, en met name de perspectiefwisselingen.
N3+-lezers zullen niet zo veel moeite hebben met het boek. Voor hen vormt de structuur, en de vraag waarom het boek juist deze structuur heeft, een aantrekkelijke uitdaging.

Voor een volledige didactische en letterkundige analyse klik je hier.