Docenten Nederlands 15-18 | niveau 2 | De kleine blonde dood

Introductie

De kleine blonde dood is een boek dat tot voor kort veel gelezen werd door middelbare scholieren, maar de laatste jaren is het minder populair. Misschien komt het doordat Boudewijn Büch niet meer leeft en dus niet meer zo tot de verbeelding spreekt. Ook het feit dat het boek niet zo autobiografisch is dan werd aangenomen, maakt het boek waarschijnlijk minder geliefd.
Na het verschijnen van De kleine blonde dood in 1985, bleek de roman onmiddellijk een groot succes. Sindsdien beleefde het boek herdruk na herdruk en is er de nodige aandacht aan besteed. Ook de verfilming van de roman in 1993 heeft bijgedragen aan het succes.

Inhoud

In De kleine blonde dood vertelt de ik-figuur, Boudewijn, over het kortstondige leven van zijn zoontje. Micky, het kind van hem en Mieke, een vijftien jaar oudere lerares Engels, zal zijn zesde verjaardag niet halen. Daarnaast haalt de ik-figuur herinneringen op aan zijn eigen, door de oorlog geestelijk misvormde vader. De kleine blonde dood is een verhaal over verlies, verdriet, machteloosheid een eenzaamheid. 

Moeilijkheid

Het boek bestaat uit 21 korte hoofdstukken. Er zijn twee verhaallijnen. Vaak beschrijft Büch in één klein hoofdstukje slechts één gebeurtenis of enkele feiten van enkele bepaalde kwesties om een paar hoofdstukken verderop de draad weer op te nemen. Een gevolg van deze opzet is ook de associatieve verbinding van ogenschijnlijk gelijksoortige gebeurtenissen, bijvoorbeeld de beschrijving van de (gewilde) dood van de vader en de (ongewilde) dood van het zoontje. Dit maakt het boek lastig voor N1-lezers. Ook N2-lezers zullen hier in het begin over struikelen, maar zij zullen sneller de samenhang zien. N3-lezers zullen het als een uitdaging zien om verbanden tussen beide verhaallijnen te vinden.
In het boek komen veel flashbacks voor. De auteur verklaart achteraf nog hoe het een en ander in elkaar steekt. Ook dit is niet altijd gemakkelijk voor N1-lezers. Voor N2-lezers moet dit te doen zijn en voor N3-lezers levert het geen moeilijkheden op.
Het verhaal is geschreven in de ik-vorm en dat maakt het aantrekkelijk voor N1-, N2- en N3-lezers. De korte zinnen en de korte hoofdstukken geven vaart aan de tekst. Het draagt er toe bij dat het verhaal niet snel verveelt. Het boek is vlot en prettig leesbaar geschreven, met opvallend goede dialogen.

Dimensies

Indicatoren

Toelichting | complicerende factoren

Algemene vereisten

Bereidheid De kleine blond dood vraagt geen grote bereidheid van de N2- en N3-lezer. De N1-lezer zou behoefte kunnen hebben aan meer actie, hoewel de dramatische verwikkelingen veel goed maken. De N1-lezer zal in ieder geval de hobbel moeten nemen te wennen aan twee verhaallijnen.
  Interesses Zowel jongens als meisjes zullen dit boek interessant vinden. Jongens zullen worden geboeid door de vader-zoonrelatie. Meisjes zullen eerder worden aangesproken door het hartverscheurende verdriet van de hoofdpersoon.
  Algemene kennis De kleine blonde dood veronderstelt weinig algemene kennis, hoewel enig besef van de Tweede Wereldoorlog een pre is. Lezers met meer algemene kennis zullen worden uitgedaagd om een relatie te leggen tussen het verhaal en de motto's van het boek.
  Specifieke literaire en culturele kennis Bekendheid met meerdere verhaallijnen zou fijn zijn, maar is niet noodzakelijk om het boek te kunnen lezen.

Vertrouwdheid met literaire stijl

Vocabulaire Het woordgebruik niet niet lastig.
  Zinsconstructies De roman is geschreven in korte, eenvoudige zinnen.
  Stijl De luchtige en heldere toonzetting zorgt ervoor dat de toon niet verstikkend wordt. Daardoor zijn de dramatische gebeurtenissen, zoals de dood van Micky, nog te behappen. Het boek is vlot en prettig geschreven, met opvallend goede dialogen. De verteltrant is levendig met gevoel voor sfeer. De schrijver gaat grote gevoelens, pathetiek en effectbejag niet uit de weg.

Vertrouwdheid met literaire personages

Karakters De vader en de zoon zijn round characters. Het onvoorspelbare karakter van de vader zal de lezers wel shockeren. Ze zullen het misschien merkwaardig vinden, dat de zoon liefde op kan brengen voor een dergelijke ernstig gestoorde vader.N3-lezers zien misschien wel dat het lijkt of alle ellende en leed weer aan de zoon worden doorgegeven.
  Aantal karakters Geen probleem.
  Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters Boudewijn maakt een ontwikkeling door. Micky en Boudewijns vader zijn meer statisch.

Vertrouwdheid met literaire procedés

Spanning De spanning in het verhaal zit vooral op psychologisch niveau. Dat het boek toch geschikt is voor de lagere niveaus komt door de korte zinnen en de korte hoofdstukken. Deze geven vaart en snelheid aan de tekst. De gesprekken tussen Boudewijn met zijn vader staan in contrast met de gesprekken tussen Boudewijn en zijn vijfjarig zoontje Micky. Snelle afwisseling, levendigheid en een flitsende verteltrant zorgen voor actie. Er gebeurt zoveel dat de lezer zich niet hoeft te vervelen. Dit is wel prettig voor de minder ervaren lezers.
  Chronologie Het verhaal wordt niet in chronologische volgorde verteld. Beschrijvingen van heden en verleden wisselen elkaar af. De schrijver maakt geregeld gebruik van flashbacks. Enigszins lastig voor de N1-lezer.
  Verhaallijn(en) Er zijn twee verhaallijnen die nauw met elkaar verweven zijn. De N2- en N3-lezer zullen een relatie tussen beide kunnen leggen. Voor de N1-lezer is dit lastiger.
  Perspectief Het verhaal is geschreven uit het ik-perspectief van de hoofdpersoon Boudewijn. Daardoor zullen minder ervaren N1- en N2-lezers het verhaal lezen als een autobiografisch relaas. De N3-lezer wordt uitgedaagd om te reflecteren op de relatie tussen fictie en werkelijkheid.
  Betekenis Als de N2-lezer de hobbel van de twee verhaallijnen genomen heeft, zal hij het boek lezen als een dramatisch verhaal over twee vaders en hun zonen. Op elk niveau zullen lezers zich afvragen waarom de vader van de ik-figuur handelt zoals hij doet. De uitdaging voor zowel N2- als N3- lezers zal liggen bij de personages. Er zijn voldoende mogelijkheden voor interpretatie aanwezig, zeker met betrekking tot de vader van de ik-figuur. Zijn oorlogstrauma is duidelijk.
De N3-lezer zal ook tot deze interpretatie komen, maar zal zich ook bezighouden met het (suggestieve) autobiografisch karakter van het verhaal. De gevorderde N3-lezer kan ook in dit boek uitdaging vinden in de tekstexterne verbanden met de de romantici, zoals Goethe.
Voor de N1-lezer blijft het bij een triest verhaal met een dramatische afloop.