Docenten Nederlands 15-18 | niveau 2 | Het instituut
Introductie
Vincent Bijlo is cabaretier, radiomaker en schrijver. Hij debuteert met Het instituut in 1998. Daarna schreef hij nog drie romans en een bundel columns: Achttienhoog (2001), De woordvoerder (2003), Kort door de bocht (2005) en De Ottomaanse herder (2009). Zijn werk kenmerkt zich door bijtende humor en zelfspot, waarbij zijn blind-zijn een belangrijke rol speelt. Er zit soms een bittere bijsmaak aan de humor van Bijlo. In zijn boeken is zijn alter ego, Otto Iking, de hoofdpersoon. Sinds korte tijd gaat Bijlo naast zijn blind-zijn ook steeds slechter horen.
Inhoud
Let op: onderstaande tekst bevat belangrijke details over de afloop van het verhaal.
In Het Instituut lezen we over de belevenissen van Otto Iking. Hij zit in de laatste klas van de lagere school (basisschool) van het instituut voor blinden en slechtzienden in Bussum. We krijgen een portret van Otto en zijn medeleerlingen uit huisje 1, De Vink, ook wel De Blinde Vink genoemd. De onderlinge relaties, de ontluikende puberteit, de streken die de jongens uithalen, staan allemaal in het teken van het leren omgaan met de handicap. Otto wil zich daardoor niet laten beperken.
Belangrijk is het halen van een diploma stoklopen, want daarmee mag je ook naar het dorp, buiten het instituut. Otto doet examen en ontsnapt vervolgens aan zijn begeleider. Hij belandt in het ziekenhuis, omdat hij wordt aangereden door een strooiwagen.
's Avonds in het huis maakt Otto radio met zijn Jostikit. Hij wordt ontdekt als radiocommentator en krijgt zelfs een radiocolumn bij de AVRO. De vraag die Otto bezighoudt is, of hij het instituut kan verlaten en naar de ziendenschool mag. Op hulp van zijn ouders moet hij niet rekenen, want zijn moeder heeft een alcoholprobleem en zijn vader is een sul, die geen verantwoordelijkheid aankan. Uiteindelijk steekt Otto het blindeninstituut in brand.
Moeilijkheid
De omvang van het boek is voor N1- en N2-lezers aantrekkelijk, omdat het slechts 136 bladzijden heeft. De hoofdstukken bestaan uit enkele bladzijden en zijn een verzameling absurde en grappig beschreven gebeurtenissen. De gebeurtenissen staan in chronologische volgorde. N1-lezers moeten wel eerst een omschakeling maken naar de wereld van de blinde Otto en de uitdagingen waarvoor hij komt te staan.
Er komen woorden en uitdrukkingen in het boek voor, zoals 'ergens prat op gaan' en 'delegatie', die voor N1- en N2-lezers lastig kunnen zijn. Van de lezer wordt ook enige kennis van de wereld gevergd: zo wordt het omwaaien van de pijnboom verklaard vanuit de natuurkunde, namelijk door het verschil tussen hoge en lage druk. Deze kennis is echter niet noodzakelijk om de gebeurtenissen te begrijpen: een N1-lezer zal deze stukken gewoon overslaan; een N2-lezer zal de verklaring voor waar aannemen. De actualiteit in het boek is de bezetting van de basisschool in Bovensmilde door Molukkers. Bij N3-lezers kan dit realistische decor de vraag oproepen of het gaat om autobiografische jeugdherinneringen van de schrijver. Het cursief gedrukte begin en eind van het boek roept ook vragen op bij de N3-lezer. Omdat de lezer daarna meteen in de huid van de ik-figuur Otto Iking kruipt, is dat voor N2-lezers geen struikelblok; N1-lezers zullen geholpen moeten worden om dit te duiden.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Het boek heeft slechts 136 bladzijden. Op de omslag staat een tekstje in braille, voor zienden op ieder leesniveau een uitdaging om uit te zoeken wat er staat. N1- en N2-lezers zullen de geringe omvang aantrekkelijk vinden. Dat het boek veel humor bevat, is ook aantrekkelijk voor lezers op de lagere niveaus. |
|
Interesses | De jongens op het instituut pesten elkaar voortdurend en halen ruwe 'jackass'-achtige grappen met elkaar uit. Otto beleeft zijn eerste seksuele ervaringen. Door zijn handicap moet hij moeilijkheden overwinnen die zienden niet kennen. Het boek ligt dichter bij de belevingswereld van jongens dan die van meisjes. |
|
Algemene kennis | Het verhaal is gesitueerd in de zeventiger jaren waarin veel taboes doorbroken werden. Deze kennis geeft het verhaal meer reliëf, maar is niet nodig om het verhaal te begrijpen. Voor N3-lezers is het wel een uitdaging om dit reliëf nader te onderzoeken. Op de achtergrond speelt de Molukse bezetting in Bovensmilde en het bezoek van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven aan het blindeninstituut. Kennis van braille is niet noodzakelijk. |
|
Specifieke culturele en literaire kennis | Kenmerkend voor het boek is de humor. De schrijver maakt gebruik van overdrijvingen en understatements. N2-lezers zullen deze stijlmiddelen herkennen. N1-lezers hebben hier waarschijnlijk meer moeite mee. Het verhaal begint en eindigt met een perspectiefwisseling. Doordat ook het lettertype verandert, wordt de lezer daar extra op geattendeerd. Wat de schrijver ermee bedoelt, zal voor de N2-lezer niet altijd duidelijk zijn. Hier ligt dus een uitdaging voor N2 (en N1). Alleen de belangrijkste gebeurtenissen worden beschreven. De tijdsprongen zijn voor het begrip van de samenhang geen probleem voor N2- en N3-lezers, ook omdat het in chronologische volgorde wordt verteld. N1-lezers kunnen hier op gewezen worden. |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Het taalgebruik vergt enige woordkennis. N2-lezers zullen het taalgebruik gedateerd vinden, maar er gewoon overheen lezen. Woorden als dubbeltjes, Saab en lastige woorden als valide en heroïek komen daarvoor te weinig voor. N1-lezers zullen hier meer moeite mee hebben. |
|
Zinsconstructies | De zinnen zijn eenvoudig te lezen. Er zijn veel enkelvoudige zinnen en het boek bevat veel dialogen. |
|
Stijl | De gebeurtenissen zijn met veel humor (overdrijvingen en understatements) beschreven. N2-lezers kunnen de tekst vlot lezen. |
Vertrouwd met literaire personages |
Karakters | De ik-figuur maakt een ontwikkeling door. De ontwikkeling die Iking doormaakt is interessant om in kaart te brengen voor lezers op N1 en N2. De elf jongens die in de Vink wonen, zijn types. We leren van hen slechts enkele kenmerkende eigenschappen kennen. Otto noemt Harm zijn vriend, maar de vriendschap blijkt niet uit de daden van Harm. Het aantal optredende leraren en niet-onderwijzende personeelsleden is beperkt. |
|
Aantal karakters | De elf bewoners van De Vink worden in het begin voorgesteld, maar ze spelen niet allemaal een rol. Daardoor blijft het overzichtelijk. |
|
Ontwikkeling van en de verhouding tussen de karakters | De verhouding tussen Harm en Otto verandert langzamerhand. N2-lezers zullen zich misschien afvragen waarom Otto in het slot ook Harm in het vuur laat omkomen. De andere jongens in huis worden gepest door Otto en Harm. N2-lezers kunnen de pesterijen herkennen, maar sommige acties zijn overdreven 'hard'. Otto begrijpt zijn ouders niet. Hun beroepen illustreren dat: zijn vader is fotograaf; zijn moeder kledingontwerpster, beroepen die je alleen begrijpt als je kunt zien. Wanneer zijn moeder in een ontwenningskliniek is opgenomen, schrijft hij over haar als mevrouw Iking. Daarmee toont hij de afstand tussen hen. N3-lezers kunnen deze verbanden misschien al zelfstandig leggen. N2-lezers vast en zeker niet. Zij zullen het alleen zielig vinden dat Otto's ouders hem niet in huis kunnen nemen. Het slot zullen N1- en N2-lezers misschien wel negeren. Goede opdrachten zullen deze lezers helpen om al deze verhoudingen in kaart te brengen. |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | De gebeurtenissen volgen elkaar in snel tempo op. Er zijn weinig bespiegelingen. De beschrijvingen van ruimtes zijn functioneel. |
|
Chronologie | Het verhaal wordt chronologisch verteld, met tijdsprongen: een uitdaging voor beginnende N1-lezers. |
|
Verhaallijn(en) | Er is één verhaallijn. |
|
Perspectief | Het perspectief wisselt na de eerste bladzijde naar een ik-verteller. In het laatste fragment wordt de verteller weer alwetend. De schrijver neemt afscheid van het leven op het instituut. Hij laat Otto het instituut in brand steken. Deze perspectiefwisseling is een uitdaging voor lezers op N1. |
|
Betekenis | De lezer wordt meegenomen in de wereld van een blinde. In het eerste en laatste cursieve gedeelte laat de schrijver de bedoeling zien van de tussenliggende gebeurtenissen waarin een jongen zijn angsten overwint en zich klaarmaakt om deel te nemen aan de wereld buiten het instituut. N1-lezers lezen het verhaal waarschijnlijk alleen als een grappige reeks gebeurtenissen op een blindeninstituut. Voor N2- lezers betekent het verhaal vooral dat ze zich verdiepen in de wereld van een blinde. Zij kunnen zich ook al afvragen of de dingen overdreven zijn of dat ze in die tijd (in de zeventiger jaren) werkelijk zo gebeurden. N3-lezers leggen het verband met de jeugd van de schrijver: zij zullen zich afvragen of het gaat om een autobiografie. Bovendien zullen zij zich afvragen waarom de cursieve gedeelten een ander lettertype hebben en waarom het perspectief wisselt. Zij hebben vragen bij de betekenis van het slot waarin Iking het instituut in de brand steekt. |
Relevante bronnen voor docenten |
|
vincentbijlo.com | website van de auteur nrc.nl | interview met Vincent Bijlo over Het instituut encyclopediedrenthe.nl | informatie over bezetting schoolgebouw in Bovensmilde |