Docenten Nederlands 15-18 | niveau 3 | De klucht van de koe
Introductie
Gerbrand Adriaensz. (van) Bredero(de) (1585-1618) was aan het begin van de zeventiende eeuw een gevierd Amsterdams dichter en toneelschrijver. Hij behoort door zijn blijspelen en poëzie nog altijd tot de bekendste schrijvers uit de Gouden Eeuw en wordt vaak in één adem genoemd met Vondel en Hooft. Bredero schreef zijn toneelstukken, gedichten en liederen in de volkstaal. De klucht van de koe en het blijspel De Spaansche Brabander zijn Bredero’s meest gespeelde stukken. Zijn vrolijke toneelwerken bevatten ook maatschappijkritiek.
We hebben in onze taal nog een aantal gevleugelde woorden aan Bredero te danken, zoals 'Al ziet men de lui, men kent ze niet' en '’t Kan verkeren'.
Inhoud
Let op: onderstaande tekst bevat belangrijke details over de afloop van het verhaal.
De klucht van de koe is een kort stuk met een eenvoudig handelingsverloop. Een niet onsympathieke oplichter, de 'gauwdief', vraagt onderdak bij een boer in Ouwerkerk, buiten Amsterdam. ’s Nachts steelt deze 'gauwdief' de enige koe die de boer bezit, verstopt die verderop langs de weg en gaat weer slapen.
’s Ochtends trekken beide mannen naar Amsterdam. Onderweg doet de oplichter alsof hij even een schuld moet opstrijken bij iemand. Hij komt weer tevoorschijn met een koe. De schuldenaar had zogenaamd geen geld. De sluwe gauwdief laat de boer zijn eigen koe op de markt verkopen. Ze spreken af in herberg ’t Zwarte Paard.
Al eerder in het stuk zijn we in die kroeg. Als de boer en de gauwdief slapen, zien we daar Joosje, een 'optrekker' of nietsnut, die Giertje, de waardin, probeert te versieren. De laatste is er vooral op uit dat Joosje veel verteert. De optrekker slaapt in de kroeg. Daar verschijnt de volgende ochtend de gauwdief. Die probeert het ook aan te leggen met de waardin. Zoals afgesproken komt even later de boer die de koe verkocht heeft. De oplichter geeft rondjes en zegt eten te gaan halen. Hij leent even de jas van de optrekker. De gauwdief verdwijnt, om niet meer terug te komen.
Dan komt het zoontje van de boer vertellen dat hun koe gestolen is. De boer begrijpt dat hij is beetgenomen. Omdat Giertje dreigt het hele verhaal over het bedrog rond te vertellen, betalen beide mannen de verteringen en keren terug naar huis.
Moeilijkheid
De klucht van de koe is lastig te lezen door het taalgebruik. Het is niet alleen Nederlands van 400 jaar geleden, het is ook in een volksdialect geschreven. Wie niet over een vertaling of hertaling beschikt, zal veel moeite hebben met het stuk. Het kan helpen om wat moderne versies (zelfs een tekenfilmpje van een minuut of vijf) te bekijken, zodat de hoofdlijn van het verhaal duidelijk is. De editie in de reeks van de Klassieke Lijsters is sterk aan te raden.
Ook het samen (hardop) lezen met de hele klas kan problemen met de tekst ondervangen. Bij opdracht N3/1, een filmregistratie van (een deel van) de tekst, eventueel in een moderne versie, moeten leerlingen ook samenwerken. De opdracht wordt klassikaal gestart en de docent speelt daarbij een organiserende of coördinerende rol.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Het is op zichzelf al een kunst om een toneelstuk vlot te lezen. Je moet al lezende proberen om het toneel voor je te zien met de handelingen. Wat dit stuk nog extra lastig maakt, is de oude volkstaal waarin het geschreven is. Voor een N2-lezer is dat niet goed te doen. Hulpmiddelen (een hertaling, een moderne versie) zijn echt nodig. Een andere manier die kan helpen om het stuk te verwerken, is het samen hardop lezen. |
Interesses | Wie geïnteresseerd is in de sluwheid en slechtheid van mensen van alle tijden, kan plezier beleven aan De klucht van de koe. Ook interesse in de sociale omgang op het platteland met zijn herbergen, zal helpen bij het lezen. Wie van tv-programma’s houdt waarin de domheid en goedgelovigheid van mensen aan de kaak gesteld wordt door opnamen met verborgen camera’s, kan ook genieten van dit stuk. | |
Algemene kennis | Geen bijzondere voorkennis vereist. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | De lezer moet een idee hebben van toneel en kluchten in het bijzonder. Enig historisch besef en het vermogen je te verplaatsen in de wereld van het zeventiende-eeuwse plattelandsleven én het literaire leven uit die tijd, vergemakkelijken het lezen. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Dit is erg lastig als je het oorspronkelijke stuk leest. De woordverklaringen helpen de lezer een eind op weg, maar lang niet overal. Ook hebben veel woorden die wij nog wel kennen, een andere betekenis gekregen. Kortom: neem de hertaling! |
Zinsconstructies | Ook deze zijn in de oorspronkelijke versie vaak moeilijk te doorzien. Regelmatig moet de lezer een stuk tekst twee of drie maal lezen. | |
Stijl | Hierbij geldt hetzelfde. Het stuk is in zeventiende-eeuwse volkstaal geschreven, mogelijk een dubbele handicap voor de lezer. Maar in veel gevallen zal de hertaling helpen om bijvoorbeeld de beeldspraak en de toespelingen te doorzien. | |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | Er zijn maar vier personages: Dirk (de boer), Gijsje (de gauwdief), Joosje (de optrekker of flierefluiter) en Grietje (of Giertje) de waardin. Een minieme rol is er voor Keesje, de zoon van de boer. De karakters zijn stereotypen: de boer is dom, de dief gewiekst, de optrekker lui en de waardin uitgekookt. |
Aantal karakters | Geen probleem. | |
Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters | Er zit geen sterke of duidelijke ontwikkeling in de karakters, de personages voldoen aan een stereotiep beeld. Mogelijk heeft de boer zijn lesje geleerd en zal hij in de toekomst niet meer zo naïef of snel van vertrouwen zijn. | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | Het stuk kent nauwelijks spanning. De lezer/toeschouwer vraagt zich misschien af of de dief nog ontmaskerd en gestraft wordt. |
Chronologie | De gebeurtenissen spelen zich in chronologische volgorde af. | |
Verhaallijn(en) | De lijnen in het verhaal zijn eenvoudig. | |
Perspectief | Het perspectief ligt steeds bij de persoon die het woord voert. Er is geen sturende verteller, geen commentaarstem. | |
Betekenis | Voor de betekenis moet de lezer/toeschouwer nadenken over de vraag in hoeverre bedriegers bestraft of beloond worden en hoe het komt dat bedriegers hun gang kunnen gaan. N2-lezers zullen niet veel dieper komen dan deze betekenis of blijven steken in de oppervlakkige geschiedenis van het verhaal. N3- en N4-lezers zien misschien de toespelingen die voor de toeschouwers bedoeld zijn in het zeventiende-eeuwse Amsterdam en omstreken: kritiek op de rijke burgerij die niets doet, kritiek op de rederijkers, maar ook kritiek op de mensen die zich laten voorstaan op hun ontwikkeling, terwijl ze niet echt ontwikkeld zijn. Een N4-lezer zou in staat moeten zijn om te reflecteren op de betekenis van het stuk door secundaire literatuur te raadplegen, zoals bij opdracht N4/2. |
|
Relevante bronnen voor docenten |
De korte inleiding van Wouter de Boer bij de Klassieke Lijster-uitgave. dbnl.org | inleiding van Jo Daan bij de integrale tekst docplayer.nl | inleiding van Hessel Adema bij de uitgave van Taal en Teken nederl.blogspot.nl | analyse van Jeroen Jansen |