Docenten Nederlands 15-18 | niveau 3 | Erik of Het klein insectenboek
Introductie
Godfried Bomans (1913-1971) dankte zijn grote bekendheid en populariteit in met name de jaren vijftig en zestig in de eerste plaats aan zijn rol als mediapersoonlijkheid en minder aan zijn boeken. Erik of Het klein insectenboek is een van de weinige romans die Bomans heeft geschreven. Het overige deel van zijn omvangrijke oeuvre bestaat uit toneelstukken, essays, columns, strips (Pa Pinkelman), sprookjes en vooral bundelingen en herbundelingen van eerder in dag- en weekbladen verschenen stukken. Hoewel geroemd om zijn 'enorme vakbekwaamheid en stilistisch meesterschap' (Jeroen Brouwers) heeft Bomans, tot zijn grote verdriet, nooit een literaire prijs gewonnen. Daar staat tegenover, dat hij 'de bij zijn leven bij vertegenwoordigers van alle lagen van de bevolking meest geliefde en gelezen schrijver [was] die de Nederlandse literatuur ooit heeft voortgebracht.' (ibid.)
Er zijn maar weinig schrijvers wier naam is geadjectiveerd; Bomans is een van de weinigen. Onder 'Bomansiaanse humor' wordt onder andere verstaan: het gebruik van plechtstatige taal en archaïsmen, woordgrapjes en woordspelingen en originele vergelijkingen.
Desondanks doet men Bomans wellicht te kort door hem als 'eeuwige lolbroek' te typeren. Onder de grappen en grollen in zijn radio- en televisieoptredens ligt een diepe ernst en melancholie verscholen. Van Bomans is ook de uitspraak 'Humor is overwonnen droefheid.'
Erik of Het klein insectenboek is de laatste jaren bezig aan een stevige comeback: het verhaal werd verfilmd in 2004 en in 2013 stond het centraal tijdens de campagne Nederland leest. In totaal zijn er in Nederland meer dan 900.000 exemplaren van Erik verkocht en is de roman inmiddels 55 maal herdrukt. Door scholieren werd en wordt Erik opvallend positief beoordeeld.
Bronnen: Jeroen Brouwers, De spoken van Godfries Bomans. Amsterdam: De Arbeiderspers (Synthese stromingen en aspecten), 1982; Guido Goedemé, 'Erik of Het klein insectenboek', in: Lexicon van literaire werken, Groningen: Wolters-Noordhoff, 1989.
Inhoud
Let op: onderstaande tekst bevat belangrijke details over de afloop van het verhaal.
De negenjarige Erik Pinksterblom ligt in bed en kan niet slapen. Hij heeft het gevoel dat er 'iets groots' gaat gebeuren. Hij besluit om in afwachting van de grote gebeurtenis nog een beetje te leren voor een proefwerk dat hij de volgende dag heeft over het hoofdstuk 'Insecten' uit Solms' Beknopte Natuurlijke Historie.
Boven Eriks bed hangt een schilderij dat hij 'Wollewei' noemt en waarop alle insecten staan afgebeeld. Als hij verzucht dat hij daar zo graag eens zou zijn, gebeurt het wonder: Erik wordt piepklein en is opeens in het schilderij. Daar beleeft hij allerlei avonturen; hij is onder meer te gast bij de wespenfamilie Vliesvleugel, logeert een tijdje in hotel Het Slakkenhuis en hij sluit vriendschap met een vlinder. Ondergronds probeert hij een worm uit de knoop te halen en ontmoet hij een doodgraver die niet kan wachten tot Erik doodgaat en hem in afwachting van het heugelijke feit probeert vet te mesten. In de insectenwereld gonst het inmiddels van de geruchten over Erik, dat rare insect dat maar twee benen heeft en alles lijkt te weten wat voor de dieren zelf een raadsel is. Als Erik een mier ontmoet die hem meeneemt naar de mierenkolonie, wacht hem dan ook een warm onthaal. Erik besluit zijn ware aard te onthullen en de mieren in te schakelen om terug te keren naar de mensenwereld. De mieren blijken een verborgen agenda te hebben en zijn uit op oorlog. Als Erik tijdens de strijd mierenzuur in zijn ogen krijgt, blijkt hij terug in zijn bed te zijn en de slaap uit zijn ogen te wrijven. Hoewel hij naar zijn gevoel drie weken in de insectenwereld heeft vertoefd, blijken zijn ouders zijn afwezigheid niet opgemerkt te hebben. Op zijn proefwerk over insecten antwoordt Erik met wijsheden die hij tijdens zijn verblijf in Wollewei heeft opgedaan. De juffrouw is not amused en geeft Erik een streng briefje voor zijn ouders mee naar huis.
Erik blijkt nooit een groot insectenkenner te zijn geworden, 'maar soms, als hij onder zekere mensen verkeert, kan hij niet nalaten aan bepaalde kleine insecten te denken.' In de laatste zinnen richt de verteller zich rechtstreeks tot de lezer: 'Hier eindigt de geschiedenis van Erik Pinksterblom. Vaart allen wel, houdt altijd de lijst in het oog - en bekommert u niet té zeer om honing.'
Moeilijkheid
Erik of Het klein insectenboek is geen moeilijk boek, maar biedt desondanks voldoende uitdaging voor N4- en zelfs N5-lezers.
Een N2-lezer hoeft zich niet al te veel in te spannen om het verhaal te kunnen volgen. Waarschijnlijk zal hij uit zichzelf wel doorhebben dat het een allegorische vertelling betreft, waarin de insectenwereld een afspiegeling is van de mensenwereld en ook dat de auteur daar milde kritiek op uitoefent. Voor N3- en N4-lezers is het interessant om na te denken over de vraag of de roman misschien nog méér te bieden heeft, bijvoorbeeld aan de hand van het motto en de diverse voorwoorden die Bomans later bij enkele herdrukken heeft geschreven. Voor N4-lezers is het een uitdaging om bijvoorbeeld Bomans' 'enorme vakbekwaamheid en het stilistisch meesterschap' nader te onderzoeken.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Het boek is niet dik (143 p.) en het verhaal is niet ingewikkeld. Een N2-lezer kan daar de moed uit putten om te beginnen aan Erik. Z/hij zou vervolgens een beetje kunnen schrikken van het archaïsche taalgebruik. Uit de reacties op scholieren.com blijkt echter dat veel leerlingen van klas 1 t/m 6 dit boek desondanks met plezier lezen. |
Interesses | Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat lezers met een interesse voor de dierenwereld in het voordeel zijn. Omdat Erik gelezen kan worden als allegorie is een dergelijke interesse echter absoluut niet vereist. De roman biedt ruime mogelijkheden om te reflecteren op het wezen van 'de mens' en de maatschappij. | |
Algemene kennis | Niet van toepassing. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | Hoe meer het taalgevoel van de lezer ontwikkeld is, hoe meer talige details z/hij zal opmerken. Een voorbeeld uit de toespraak van de vlindervader: 'Het pad des huwelijks, zo zei hij, liep niet altijd over koolbladeren. Er waren ook brandnetels tussen. Maar een vlinder van Jan de Wit gaf daar niet om.' Een aantal lezers zal de verhaspelde uitdrukkingen niet herkennen, maar zij snappen wel wat de vlindervader probeert duidelijk te maken. En wat een 'vlinder van Jan de Wit' is, zal de meeste leerlingen ontgaan, ongeacht hun niveau. Een en ander staat het toekennen van een adequate betekenis en leesplezier niet in de weg. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Verouderd en daardoor lastig voor N2 en N3. Het boek is niet alleen 70 jaar geleden geschreven, Bomans had ook nog eens een voorliefde voor negentiende-eeuwse taalvormen (bijvoorbeeld genitiefvormen, de gij-vorm en de aanvoegende wijs). Hier valt gemakkelijk overheen te lezen; voor veel N4-en N5-lezers is het vermakelijk en wellicht interessant. |
Zinsconstructies | Over het algemeen eenvoudig en niet te lang. Enkele insecten zijn nogal breedsprakig, maar deze passages zijn vaak grappig en daardoor niet ontmoedigend. | |
Stijl | Zonder meer een van de aantrekkelijke aspecten van dit boek, met name de ironie en zeker voor N3 en N4. Je zou veronderstellen dat minder ervaren lezers dit aspect over het hoofd zouden zien, maar dit lijkt - gezien de (vele) reacties op scholieren.com - niet het geval. De roman wordt opvallend vaak beoordeeld als 'grappig'. Mogelijk heeft deze typering eerder betrekking op de gebeurtenissen dan Bomans' stijl; anderzijds lijkt de veronderstelling gerechtvaardigd dat de stijl voor de lagere niveaus in ieder geval geen struikelblok is. | |
Vertrouwdheid met literaire karakters |
Karakters | Erik is een nieuwsgierige en enigszins wijsneuzige negenjarige. De beschreven gedachten en gevoelens zijn daarmee in overeenstemming. De overige personages zijn karikaturen (grootmoeder is letterlijk van karton en zegt 'Wij zijn helemaal plat') en soms personificaties van menselijke eigenschappen, meestal niet de meest charmante. De insecten zijn vrijwel zonder uitzondering egoïstisch en in de eerste plaats uit op eigen gewin. |
Aantal karakters | Het aantal insecten dat Erik op zijn weg tegenkomt is aanzienlijk. Zij zijn echter gemakkelijk van elkaar te onderscheiden (een vlinder verwar je nu eenmaal niet zomaar met een worm) en verschijnen achtereenvolgens in duidelijk van elkaar gescheiden episoden op het toneel. Geen probleem. | |
Ontwikkeling van en verhoudingen tussen de karakters | Hoewel Erik er aanvankelijk naar verlangde deel uit te maken van de insectenwereld, begint hij na verloop van tijd terug te verlangen naar zijn leventje in de vertrouwde mensenwereld. Dat is voor alle relevante niveaus invoelbaar. In het verhaal speelt de ontwikkeling van Erik echter een ondergeschikte rol; hij is eerder het vehikel waarmee Bomans de insecten en zijn eigen, kritische kijk op hun menselijke tegenhanger bij de lezer introduceert. Dat compenseert voor N3- en N4-lezers het ontbreken van psychologische spanning in en tussen de personages. | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | Hoewel het verhaal niet in traditionele zin spannend is, verveelt het geen moment. Een bonte stoet van personages passeert de revue en het verteltempo ligt hoog. Doordat de personages vrijwel alle dieren zijn, zijn de gebeurtenissen niet voorspelbaar en de dialogen origineel. Goed te doen voor N2-lezers. |
Chronologie | Chronologisch, geen probleem. | |
Verhaallijn(en) | Eén verhaallijn, geen probleem. Veel lezers zullen de parallel met de mensenwereld snel door hebben en het verhaal als het ware 'met ondertiteling' lezen. | |
Perspectief | Het perspectief is complexer dan het op het eerste gezicht lijkt. Er is sprake van een personaal perspectief: de lezer kent Eriks gedachten en gevoelens. N2-lezers zijn bekend met dit perspectief. In de stijl en woordkeus is echter ook de stem van een auctoriale verteller hoorbaar. 'Het perspectief wordt dus bepaald door de argeloze onschuld van het kind en de wat ondeugende boosaardigheid van de volwassene' (Guido Goedemé). Terwijl Erik de gebeurtenissen ernstig opvat, moet de lezer soms glimlachen om de ironie waarmee ze beschreven worden. | |
Betekenis | Ook een N2-lezer zal snappen, zeker als hem dit wordt aangereikt, dat dit sprookje over insecten natuurlijk eigenlijk iets vertelt over hoe de maatschappij (volgens Bomans) in elkaar zit. N3-en N4-lezers kunnen worden uitgenodigd om ook het motto ('Wij zijn allen ballingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten.' Leonardo da Vinci) te betrekken in hun interpretatie. Voor N4-lezers is het interessant om de ironie in de roman nader te onderzoeken. Waar de N2- en N3-lezers naar betekenissen zullen zoeken binnen de roman, kan de N4-lezer worden uitgedaagd om verder te kijken. Bomans zelf stelde dat 'voor zover zijn werk enige waarde heeft, deze niet schuilt in wat wordt gezegd, maar hoe het wordt gezegd.' Volgens sommige critici verschuilt Bomans zich achter een rookgordijn van grappen en grollen en is het de vraag wat zich daarachter bevindt - en zelfs of zich daar iets achter bevindt. Interessant voor N4 en zelfs N5. | |
Relevante bronnen voor docenten |
programma.ntr.nl | Godfried Bomans in Het Uur van de Wolf (2 maart 2013) dbnl.org | 'Godfried Bomans', in: Ischa Meijer (red. Connie Palmen), De interviewer en de schrijvers, 2003 |
|
Geraadpleegde literatuur |
Guido Goedemé, 'Erik of Het klein insectenboek', in: Lexicon van literaire werken, Groningen: Wolters-Noordhoff, 1989. Jeroen Brouwers, De spoken van Godfried Bomans, Amsterdam: De Arbeiderspers (Synthese stromingen en aspecten), 1982. |
|
Opmerkingen |
Vanwege de actie Nederland leest hebben we twaalf in plaats van de gebruikelijke zes opdrachten gemaakt. Drie opdrachten zijn op N5, zodat ook zeer gevorderde lezers zich op hun eigen niveau over het boek kunnen buigen. |