Docenten Nederlands 15-18 | niveau 3 | Fabriekskinderen
Introductie
Fabriekskinderen is tamelijk populair onder leerlingen die verplicht worden iets te kiezen uit de 19e eeuw. Max Havelaar is voor velen te hoog gegrepen, Camera obscura is 'geen doorkomen aan', en de meeste (historische) romans zijn gewoon te dik. In vredesnaam dan maar Jan, Jannetje en hun jongste kind of Fabriekskinderen. In beide gevallen komen de lezers meestal van een koude kermis thuis: de boekjes mogen lekker dun zijn, maar de taal, de beelden en de verwijzingen maken een positieve beleving voor de onervaren lezer vrijwel onmogelijk.
Voor Fabriekskinderen is er sinds een paar jaar een mooie oplossing: de uitgave Kinderarbeid. J.J. Cremer en de Leidse fabriekskinderen (Leiden, Primavera Pers, 2008). Daar wordt de oorspronkelijke tekst aangeboden samen met een hertaling: de spelling is gemoderniseerd, ouderwetse woorden zijn vervangen, de woordvolgorde is hier en daar aangepast, en de moeilijkheden worden in de lopende tekst en een enkele voetnoot verklaard. Bovendien bevat het boekje veel achtergrondinformatie over kinderarbeid in de 19e eeuw, en de betekenis van Cremers tekst en voordracht in dit verband. Als u uw leerlingen op een zinvolle manier met Fabriekskinderen wilt laten kennismaken, moet u misschien de schoolbibliotheek vragen deze uitgave à €10 aan te schaffen.
Fabriekskinderen (1863) is een mooi voorbeeld van geëngageerde literatuur. Cremer volgde hier nadrukkelijk het spoor van Max Havelaar (1860). Net als De negerhut van oom Tom (1852; droeg bij aan de afschaffing van de slavernij in 1863) en de sociale romans van Dickens beïnvloedde Cremers novelle de publieke opinie. Het oordeel over de literaire kwaliteit van Fabriekskinderen is, zeker in vergelijking met Max Havelaar, niet zo positief; de term 'larmoyant' valt nogal eens. In Cremers tijd oordeelden zijn critici, die in de lijn van Thorbecke geen wetgeving tegen kinderarbeid wilden, dat de schrijver in zijn schets overdreef. Het boekje heeft ook niet onmiddellijk iets veranderd in de samenleving, maar op termijn heeft het wel effect gehad. Het Kinderwetje van Van Houten in 1874, en later de Arbeidswet van 1889, maakten een einde aan de misstanden die Cremer beschreef.
Inhoud
Het verhaal begint op de vroege ochtend na een koude winternacht. Drie kinderen, van tien, elf en dertien jaar, lopen door de stille straten van een achterbuurt in Leiden. Het zijn de oudste drie kinderen van Gerrit Zwarte, een werkloze timmermansknecht die aan de drank is. Terwijl pa in bed blijft liggen, zijn zij op weg naar de Leidse stoomwolspinnerij waar zij de kost moeten verdienen. Saartje van elf heeft koorts, maar ziek thuis blijven kan niet. De tienjarige Sander is nog zo moe van het werk van de vorige dag, dat hij onderweg op de stoep gaat liggen om verder te slapen. We volgen de oudste twee kinderen tot in de fabriek; ze worden als het ware radertjes van de machines waarmee ze moeten werken. 'Voort raderen, voort!'
Intussen is Sander door Willem baron van Hogenstad, een Leidse rechtenstudent, opgeraapt. Willem neemt het kind mee naar zijn kamers en verzorgt het, tegen de zin van zijn hospita. Door de vragen die Willem aan Sander stelt, komen we het nodige te weten over de leefomstandigheden van de fabriekskinderen: werkloze ouders, honger en armoede, geen onderwijs, en werkdagen van vijftien uur in de fabriek. Terwijl Sander dus gered wordt, schetst een volgend tafereel het eenzame sterven van de doodzieke Saartje. Maar haar verlossing uit dit ellendige bestaan wordt door de verteller 'moord' genoemd, en de moordenaar heet Concurrentie. De laatste bladzijden, waar de novelle een pamflet wordt, zijn een grote aanklacht tegen deze rauwe werkelijkheid, die door liberalen verdedigd wordt met een beroep op vrijheid. De verteller richt zich aan het eind van zijn 'bede, doch niet om geld' tot driemaal toe rechtstreeks tot de koning en de wetgevers. Zijn verzoek is de fabrieksarbeid door kinderen wettelijk te regelen, naar Engels model (het zogenaamde halftime-stelsel: maximaal zes uur arbeid en zes uur school).
Moeilijkheid
Zoals hierboven bij de Introductie al is aangegeven, zit de moeilijkheid voor de leerlingen vooral in de taal, de beelden en de verwijzingen. Zonder toelichting of verklarende noten is deze tekst voor N3-lezers en zelfs N4-lezers nauwelijks te doen. De aanbevolen hertaling neemt deze moeilijkheid weg. Het lezen van Fabriekskinderen kan dan een positieve en leerzame ervaring worden. De emotionele of sentimentele kant van het boekje ('best wel zielig') nodigt uit tot inleving. De relatie tot de werkelijkheid, van toen en van nu, het sociale engagement en de typisch 19e-eeuwse vertelwijze maken het boekje interessant voor N3- en N4-lezers.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Het succesvol lezen van Fabriekskinderen staat of valt met de beschikbaarheid van een hertaling, of ten minste een editie met toelichting en verklarende noten. Als aan die voorwaarde voldaan is, moet de lezer alleen nog bereid zijn om een 150 jaar oud verhaal te lezen. |
Interesses | Het onderwerp is interessant voor zowel jongens als meisjes. De jonge lezer kan zich door de leeftijd van de fabriekskinderen met hen identificeren. De verteller werkt nadrukkelijk op het gevoel van de lezer, en die zal zich aangesproken voelen. | |
Algemene kennis | Fabriekskinderen vereist enige sociaal-historische kennis van de negentiende eeuw, specifiek over de industriële revolutie en de situatie van de arbeidersklasse in de grote steden. Als de leerling een goede editie in handen heeft, krijgt hij die informatie bij de tekst aangereikt. Wie niet over die informatie beschikt, zal hoogstens het zielige verhaal meekrijgen. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | Voor het lezen en begrijpen van Fabriekskinderen is geen specifieke literaire kennis vereist. Als de leerling beseft dat hij een tekst gaat lezen die oorspronkelijk is voorgedragen, kan hij er beter mee uit de voeten. Het herkennen en kunnen begrijpen van retorisch taalgebruik is een pre, evenals enige kennis van de literair-historische context. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Het 19e-eeuwse taalgebruik is voor de onervaren lezer - N2 t/m N4 - een struikelblok. Een hertaling of ten minste een editie met toelichting en verklarende noten lost het probleem op. |
Zinsconstructies | De zinnen zijn lang en ingewikkeld. Ook hier biedt de hertaling soelaas. | |
Stijl | Er zijn veel beschrijvingen en er is veel beeldspraak. Zonder toelichting is dit problematisch voor vrijwel alle lezers. De hertaling ontsluit de tekst ook op dit punt. De 19e-eeuwse retoriek zal vanaf N3 na gewenning geen probleem meer vormen. | |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | De karakters worden nauwelijks uitgewerkt; de personages en hun onderlinge verhoudingen zijn tamelijk stereotiep. Alle nadruk ligt op de lotgevallen. |
Aantal karakters | Het aantal karakters is beperkt; dit maakt het lezen eenvoudig. | |
Ontwikkeling van de karakters | Er is geen sprake van karakterontwikkeling. | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | Het zielige verhaal van de fabriekskinderen en de confrontatie tussen de student en Sander zal vanaf N2 goed meebeleefd worden. De literaire verpakking van dit verhaal, de 19e-eeuwse retoriek en vertelwijze zijn meer besteed aan N3 en vooral N4. |
Chronologie | Het verhaal over de drie fabriekskinderen verloopt chronologisch. | |
Verhaallijnen | In de kern van het verhaal worden de lotgevallen van twee fabriekskinderen beschreven. De verteller neemt ons mee van de ene scène naar de andere. Daaromheen levert hij voortdurend commentaar. Het sentimentele verhaal gaat ten slotte als vanzelf over in een pamflet. N2-lezers zullen bij die ongewone afronding waarschijnlijk afhaken. Lezers op N3 en N4 zullen de boodschap wel begrijpen, al is dat zonder toelichting nog ingewikkeld. | |
Perspectief | Het perspectief is auctoriaal. Doordat het verhaal ook een voordracht is, spreekt de verteller in de ik-persoon de lezer direct aan. Dat is voor moderne lezers ongewoon, maar lezers vanaf N3 kunnen ook de aardige kant van deze vertelwijze leren waarderen. | |
Betekenis | Op N2-niveau zullen de leerlingen zich primair bezig houden met het lot van de jonge hoofdpersonen. N3-lezers zullen het sociale vraagstuk en het engagement in hun leeservaring betrekken. N4-lezers kunnen dit boek ook plaatsen in de literair-historische context. |