Docenten Nederlands 15-18 | niveau 3 | Wat ons nog rest

Introductie
De Vlaamse Aline Sax (1984) is historicus en auteur van historische kinder- en jeugdromans. Ze hield al van verhalen vertellen voordat ze kon schrijven. De jeugdboeken van bijvoorbeeld Thea Beckman en Jan Terlouw stimuleerden haar belangstelling voor geschiedenis. Op haar vijftiende schreef ze haar eerste eigen historische jeugdroman: Mist over het strand. Dit boek, uitgegeven in 2001, presenteert net als Wat ons nog rest een Duits perspectief op de Tweede Wereldoorlog.
Sax studeerde geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen en schreef een proefschrift over de Vlaamse collaboratie tijdens WOII. Ze publiceerde inmiddels meer dan vijftien kinder- en jeugdboeken. Haar werk is nationaal en internationaal bekroond. In september 2025 verschijnt Negentien Negentien, haar eerste roman voor volwassenen.

Inhoud 
Berlijn, april 1945. De Tweede Wereldoorlog loopt op zijn einde. De Duitse burgerbevolking zit weggedoken in de schuilkelders van de kapotgeschoten stad, in afwachting van de dingen die komen gaan. ‘We moeten vol overgave geloven en verder strijden. Wie de moed laat zakken, is het niet waard het Volk van de Führer te zijn.’ Want hij zal toch zeker de redding en de overwinning brengen, voordat de Russen de stad bereiken?
Hoofdpersoon in deze roman is een meisje van 17; haar naam valt één keer, 14 pagina’s voor het eind van het boek: Henrike. Samen met haar moeder en haar jongere broer en een aantal buren schuilt zij in de kelder onder hun flat. We zien hoe de dagen verlopen in die mini-samenleving. Het draait er niet alleen om eten en water, om delen en elkaar verdragen. Maar ook om wezenlijke vragen: hoe moet je hoop houden? Hoe houd je je angsten in bedwang? Is het wel veilig om hier te blijven? En stel dat het verkeerd afloopt: is deze hele oorlog dan voor niets geweest?
Als de Russen even later de hoofdstad binnentrekken, nemen ze ook de mensen in deze schuilkelder hun kostbaarheden af. Niet lang daarna komen de soldaten terug om zich aan de vrouwen te vergrijpen. Nadat ook Henrike slachtoffer is geworden van een groepsverkrachting, besluit ze in haar eentje weg te vluchten van wat ooit haar thuis was.
Het tweede deel van de roman beschrijft Henrikes tocht naar het westen, waar de Amerikanen zijn. Ze sluit zich aan bij een vluchtelingenstroom, die nergens welkom is en die zelfs beschoten wordt. Op haar tocht ontmoet ze een Duitse soldaat, die zichzelf hardop indringende vragen stelt over wat hij in de oorlog gedaan heeft en over wat hem nu te doen staat. Ze hoort onderweg de verhalen over de vele zelfmoorden onder de bevolking, zeker na het bericht dat Hitler dood is. Op een nacht ziet ze dat een Amerikaanse soldaat op straat een meisje aanrandt – ‘Wat een bespottelijke hoop dat de Amerikanen anders zouden zijn. Ook deze mannen zijn onze vijanden.’ Henrike schiet het meisje, Liesl, te hulp en samen vluchten ze naar een stad in het zuiden van Duitsland, waar de moeder van Liesl een hotel runt. Maar wat voor Liesl een thuiskomst is, wordt een deceptie voor Henrike: ‘We kunnen haar er niet bij hebben.’ Dus trekt zij alleen weer verder. Ze herinnert zich dat een oom daar ergens vóór de oorlog een boerderij had. Ze weet die plek terug te vinden en treft er haar nichtje Gretl aan. Gretl blijkt hoogzwanger, maar de vader is nog niet teruggekeerd van het front. Het lijkt erop dat de twee jonge vrouwen samen moeten gaan zorgen voor een betere toekomst. ‘Al wat ons nog rest is liefde.’

Moeilijkheid
Anders dan wat je verwacht bij een als poëzie vormgegeven verhaal, leest het heel vlot. Het is dan ook eigenlijk geen dichtwerk, maar een zgn. verse novel, een genre dat leerlingen wellicht kennen uit de Angelsaksische YA-literatuur. Het verhaal wordt ingehouden verteld, terwijl het inhoudelijk voor het grootste deel behoorlijk heftig en confronterend is; ook als het gaat over dood, zelfmoord en verkrachting, maakt de verteller het eigenlijk niet expliciet. De lezer moet dus tussen de regels kunnen lezen. In het begin zijn de aanwijzingen om alles goed te plaatsen nogal subtiel. Het ‘Berlijn, april 1945’ waarmee de paragraaf ‘Inhoud’ hierboven begon, haal je niet zomaar uit de tekst. Dat de lezer het verhaal van de afloop van WOII nu van de andere kant verteld krijgt, wordt wel snel duidelijk.
Leerlingen die het boek willen lezen, moeten zich wel realiseren dat in het boek veel ellende, wanhoop en teleurstelling voorbijkomen. Dat het verhaal toch nog min of meer positief eindigt, is eigenlijk ongelooflijk.

Didactische en letterkundige analyse  

Dimensies

Indicatoren

Toelichting | complicerende factoren

Algemene vereisten

Bereidheid

De lezer moet bereid zijn een boek over de gruwelijke kanten van oorlog te lezen, in de vorm van een verse novel.

 

Interesses

Interessant voor wie graag over WOII leest, en ook voor degene die daarbij een ander perspectief kan waarderen.

 

Algemene kennis

Enige voorkennis van de historische context is wel gewenst: hoe was de situatie in Duitsland in de laatste maanden van de oorlog? De bombardementen op Duitse steden, de zelfmoord van Hitler, de bevrijding vanuit het westen en het oosten – hoe meer de lezer hiervan weet, hoe makkelijker hij de (soms subtiele) signalen kan interpreteren. Het verhaal zelf draagt ook wel informatie aan.

 

Specifieke literaire en culturele kennis

Geen bijzondere kennis vereist.

Vertrouwdheid met literaire stijl

Vocabulaire

Geen moeilijke woorden (behalve ‘defaitistisch’). 

 

Zinsconstructies

In deze verse novel wordt gewerkt met korte hoofdstukken met voornamelijk korte zinnen, ritmisch verdeeld over korte regels. Een voorbeeld:
‘Toen we Rusland
binnenvielen,
waren we
sterk,
snel,
onoverwinnelijk,
met het gelijk
aan onze zijde.’

 

Stijl

Behalve de hierboven genoemde middelen zet de auteur ook witregels in, en af en toe typografische uitbeelding ter ondersteuning van de inhoud (bijv. bij de verkrachtingsscène). Soms zijn er twee kolommen voor een parallelvertelling/flashback – geen probleem.
De toon is meestal ingehouden. Er worden doorgaans weinig woorden gebruikt om iets te beschrijven, dus de lezer moet ook goed tussen de regels lezen.

Vertrouwdheid met literaire personages

Karakters

De hoofdpersoon, de ik-verteller, is een Duits meisje van 17. (Haar naam valt pas 14 pagina’s voor het eind van het boek: Henrike.) Zij vertolkt de gedachten en emoties van de mensen die zij in de verschillende beschreven situaties ontmoet: haar moeder, die tegen beter weten vasthoudt aan de hoop dat haar man nog terugkomt; haar jongere broer Gerhard, die nog te jong is om zijn heldhaftigheid te kunnen bewijzen; haar buurjongen Wilhelm, die zich als deserteur schuilhoudt en op wie zij al jaren verliefd is; de buren met wie zij in de schuilkelder zit. En in het tweede deel van het boek: een Duitse soldaat met wie ze een schuilplaats deelt; het meisje Liesl, dat zij van haar aanrander bevrijdt; en ten slotte haar nichtje Gretl, die haar bij haar naam noemt (‘eindelijk iemand die me kent’).

 

Aantal karakters

De kleine kern rond de hoofdpersoon is goed te overzien. Daaromheen zijn er veel voorbijgangers, maar ook dat geeft geen problemen.

 

Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters

De ik-figuur is uiteraard op zoek naar veiligheid, net als iedereen in haar omgeving. Het is duidelijk dat men vooral het Russische gevaar vreest. Henrike ontdekt dat mannen geen bescherming bieden en geen helden zijn. Integendeel: mannen bewijzen vijanden te zijn. In de vele ieder-voor-zich-situaties ontmoet zij weinig medemenselijkheid en bitter weinig hoop. Als zij zelf menselijk handelt tegenover anderen, wordt dat wel positief opgevat. Pas helemaal aan het eind, bij haar nichtje Gretl, komt er iets van rust en zelfs optimisme.

Vertrouwdheid met literaire procedés

Spanning

Het decor, dat veel overeenkomsten heeft met de dagelijkse journaalbeelden van gebombardeerde woonwijken en van vluchtelingenstromen, wekt spanning op bij de lezer. Ook het lot van een 17-jarig meisje in een situatie van oorlog en geweld, zorgt voor betrokkenheid bij jonge lezers, en natuurlijk willen zij weten of haar eenzame vlucht zal slagen. De morele vragen die in het boek aan de orde komen veroorzaken spanning op een ander niveau.

 

Chronologie

Het verhaal wordt chronologisch verteld. Een enkele keer wordt terugverwezen naar de verleden tijd, meestal als contrast met de situatie nu.

 

Verhaallijn(en) 

Er is één verhaallijn.

 

Perspectief

Bij de hoofdpersoon/ik-verteller.

 

Betekenis

N2-lezers zullen vooral willen meeleven met het meisje in de hoofdrol, en zullen op zoek gaan naar het bekende oorlogsverhaal. Dat het verhaal nu vanaf de Duitse kant wordt verteld, zal nieuwe perspectieven openen: wat voor ons ‘de bevrijding’ was, betekende voor veel Duitsers het einde van een gedroomde toekomst. N3- en N4-lezers zullen de vele zinvragen in het boek overwegen. De rol van mannen in de oorlog (tegenover die van de hoofdpersoon en van de ruïnevrouwen) wordt confronterend beschreven; lezers van de hogere niveaus kunnen daarop reflecteren en ook de link leggen met de actuele man/vrouw-problematiek.

Relevante bronnen voor docenten

 

https://www.alinesax.be/pers-wat-ons-nog-rest/
https://www.alinesax.be/recensies-wat-ons-nog-rest/

Externe leestips

 

Jos Vandeloo, De vijand (1962)
Ward Ruyslinck, Wierook en tranen (1958)
Gerard Reve, De ondergang van de familie Boslowits (1950)

Auteur docentinfo

 

Pieter Waalewijn