Docenten Nederlands 15-18 | niveau 4 | De kleine Johannes

Introductie

De kleine Johannes verscheen voor het eerst als feuilleton in de eerste nummers van De Nieuwe Gids (1885-86), het tijdschrift waarin de Tachtigers een nieuw literair ideaal tot uitdrukking wilden brengen. Ze zetten zich af tegen hun voorgangers, vooral de stichtelijke domineespoëzie van schrijvers als Nicolaas Beets. De Tachtigers propageerden daarentegen kunst om der kunst wille (l'art pour l'art); kunst moest in de eerste plaats mooi, en niet zozeer nuttig zijn. Er is al veel over geschreven dat De kleine Johannes feitelijk geen echt Nieuwe Gidsproza is. Weliswaar is het een ode aan de verbeelding en de natuur en zijn de esthetische idealen van de Tachtigers wel degelijk te herkennen in Van Eedens stijl - anderzijds lijkt Van Eeden een levenswandel te bepleiten die ruimte biedt aan religie en spiritualiteit. Wat De kleine Johannes in dit verband interessant maakt, is dat het verhaal is ontstaan uit Van Eedens behoefte om een tussentijdse balans op te maken van zijn ontwikkeling als mens. De kleine Johannes is dus niet zozeer een pleidooi voor het een of het ander, maar een symbolische afspiegeling van Van Eedens eigen geestelijke ontwikkeling.

Inhoud

De kleine Johannes beschrijft de ontwikkeling van een jongetje, dat eerst door de elf Windekind en later door de kabouter Wistik, Pluizer, Robinetta, Dokter Cijfer, de Dood en tenslotte de Ongenoemde, wordt geïnitieerd in de wereld van de volwassenen. Zijn kinderlijke verwondering over al het moois dat hem omgeeft, maakt gaandeweg plaats voor een meer ambivalente beleving van de gebeurtenissen waarin hij verzeild raakt. En die gebeurtenissen worden steeds grimmiger. Uiteindelijk kiest Johannes ervoor om aan de hand van de Ongenoemde 'de kille nachtwind tegemoet [te gaan], de zware weg naar de grote, duistere stad, waar de mensheid was en haar weedom.' Naarmate het einde nadert nemen de interpretatiemogelijkheden af, zowel voor Johannes als de lezer.

Moeilijkheid

De kleine Johannes is bij oppervlakkige lezing geen moeilijk boek. Alleen het taalgebruik zou een N3-lezer af kunnen schrikken. Veel hangt af van de bereidheid van de leerling om zich te verdiepen in de grote vragen van het leven. Leerlingen die daartoe geneigd zijn zullen de complexiteit onder de bedrieglijk eenvoudige verhaallaag herkennen en daardoor aan het denken worden gezet. Niet alleen een geschikt boek voor de ambitieuze N3-lezer, maar ook voor de N5-lezer die geïnteresseerd is auteurspoëtica en de literatuurhistorische context.

Dimensies

Indicatoren

Toelichting | complicerende factoren

Algemene vereisten

Bereidheid De kleine Johannes vraagt geen al te grote bereidheid van de lezer. Door de geringe omvang (160 p.) komt ook de minder ervaren en/of gemotiveerde leerling wel door het boek heen. Het gebrek aan actie en drama zou voor hem een probleem kunnen vormen. De gemiddelde N4-lezer leest dit boek met gemak. Voor de N5-lezer bevat De kleine Johannes zeker voldoende uitdaging door de symbolen en metaforen. Ook de context van het werk zal hem interesseren. 
   Interesses Het boek vraagt wel enige interesse van de lezer voor de grote vragen van het leven. Vaak waarderen meisjes het boek hoger dan jongens.
   Algemene kennis De kleine Johannes veronderstelt weinig algemene kennis.
   Specifieke literaire en culturele kennis Lezers moeten in staat zijn symbolen, metaforen en motieven te herkennen. Daardoor is het boek meer geschikt voor N4- en N5-lezers dan N3-lezers. Anderzijds zullen sommige N3-lezers die deze kennis ontberen, wel worden aangesproken door de sprookjesachtige sfeer van het boek. 

Vertrouwdheid met literaire stijl

Vocabulaire Het vocabulaire is verouderd, maar niet echt moeilijk. De betekenis van onbekende woorden kan meestal uit de context worden afgeleid (bv 'meerle' is 'merel'). Ook de N3-lezer kan hiermee uit de voeten. Veel leerlingen zullen wel moeten wennen aan het gebruik van vrouwelijke verwijswoorden in situaties waarin deze nu niet meer gebruikt worden. De leerling die bereid is af en toe een zin twee keer te lezen, komt er wel uit.
   Zinsconstructies Een combinatie van zeer eenvoudige, enkelvoudige zinnen en langere samengestelde zinnen. Meer nevenschikking dan onderschikking, dus goed te volgen, ook voor de welwillende N3-lezer. Zie eventueel het voorbeeld hieronder.
   Stijl Van Eedens stijl in De kleine Johannes kan getypeerd worden als 'gedragen'. Hij maakt veel gebruik van omschrijvingen in bloemrijke taal. Sommige leerlingen waarderen dit zeer, andere minder. Dat is eerder een kwestie van smaak, dan van competentieniveau. Een voorbeeld: 'Onder grauwe wolken door straalde een heldere glimlach van de zon over het woud, op de vochtige glanzende bladeren en op de droppels, die aan elk  twijgje en halmpje fonkelden en de spinnewebben sierden, die over het eikeloof gespannen waren.' Verder veel dialogen. 

Vertrouwdheid met literaire personages

Karakters Johannes (round), zijn vader, Windekind, Wistik, Pluizer, Robinetta, Dokter Cijfer, de Dood en de Ongenoemde (alle flat of zelfs typen). De nadruk ligt op de ontwikkeling van Johannes. 
   Aantal karakters Overzichtelijk. 
   Ontwikkeling van de karakters Alleen Johannes maakt een ontwikkeling door, maar die is dan ook thematisch. De N3-lezer zal moeite hebben om de gevoelens van Johannes te plaatsen in het bredere perspectief van zijn ontwikkeling. De N4-lezer zal dit vanzelf doen. 

Vertrouwdheid met literaire procedés

Spanning Door de sprookjesachtige sfeer van de roman lijkt er sprake te zijn van meer actie dan er feitelijk is. Een gesprek met een konijn of een glimworm kan niet als actie aangemerkt worden, maar wordt wel zo ervaren doordat het vanuit Johannes' verwondering wordt beschreven. Leerlingen die houden van 'echte' actie, vinden hier weinig van hun gading.
   Chronologie Het verhaal verloopt chronologisch. Voor geen enkele lezer een probleem.
   Verhaallijn(en) Er is sprake van één verhaallijn.
   Perspectief De N3-lezer zal het perspectief herkennen als personaal vanuit Johannes. N4- en N5-lezers zullen ook het vertellerscommentaar aan het begin en einde van de roman herkennen en dat betrekken in hun interpretatie. Feitelijk is er dus sprake van een externe ik-verteller, al klinkt dat moeilijker dan het in de praktijk is.  
   Betekenis Het boek leent zich er bij uitstek voor om er op meerdere niveaus een betekenis aan toe te kennen. De N3-lezer zal het verhaal misschien in de eerste plaats lezen als sprookje, maar ook hem zal de betekenis van namen als Dokter Cijfer niet ontgaan. De vraag is echter of hij dit soort elementen in een breder perspectief zal plaatsen. N4- en N5-lezers kunnen dit wel en zullen dat ook doen. Zij zullen komen tot een aanzienlijk 'rijkere' betekenistoekenning, waarin de N5-lezer ook Van Eedens poëtica en auteursintentie zal (kunnen) betrekken.