Lezen voor de Lijst

Docenten Nederlands 15-18

 | niveau 4 | Ik kom hier nog op terug

Introductie
Rob van Essen (1963) behoort sinds een aantal jaren tot de top van de vaderlandse literaire liga. Critici roemen zijn eigen stem waarin grenzeloze fantasie, gedurfde themakeuze en originele stijl doorklinken. Tot veler verrassing won hij in 2019 de Libris Literatuur Prijs met De goede zoon dat in een nabije toekomst lijkt te spelen. Met het eveneens prijswinnende en futuristische Ik kom hier nog op terug is zijn naam definitief gevestigd. Geboren in Amstelveen groeide Van Essen op in een orthodox calvinistisch milieu in het Overijsselse Rijssen, waar hij naar eigen zeggen een buitenbeentje was, alleen al doordat hij het dialect niet beheerste. De hoofdpersoon uit Ik kom hier nog op terug heeft sterke trekken van de schrijver, zo verklaarde Van Essen in een interview.

Inhoud
Ik kom hier nog op terug is weliswaar een toekomstroman maar het eerste kwart van het boek bestaat uit herkenbare, fraai beschreven jeugdervaringen. Daaraan vooraf gaat een korte proloog: ‘De man op de brug.’ Die doet geestdodend werk, maar ’s avonds leest hij alles wat los en vast zit. En: ‘Hij weet alles nog.’ Bovendien: ‘Hij wil verzonnen zijn. Hij is een verhaal.’ Dat verhaal begint met zijn herinneringen aan een jeugd in Overijssel. Rob Hollander is als jongetje enigszins een eenzaat. Hij is gebiologeerd door Chris Vis, een leeftijdgenoot die met zijn moeder langs de deuren gaat om ‘het Woord van God’ te verkondigen. Met Chris beleeft Rob op een avond een ogenschijnlijk onschuldig avontuur. Dat mistige voorval komt met de jaren steeds weer terug in zijn gedachten. Uiteindelijk – we zijn aan het eind van het boek en terug bij de man op de brug – moet hij de reikwijdte van de gebeurtenis erkennen.
Rob gaat filosofie studeren in Amsterdam. Na krap twee jaar breekt hij de studie af en is hij lange tijd werkloos. Als hij achter in de vijftig is – we zitten al diep in de eenentwintigste eeuw – werkt hij bij een noodlijdend opinieweekblad: Wij Nederland. Hij is bureauredacteur en schrijft zelf ook af en toe een artikel. Dan komt hij op het idee om zijn voormalige studiegenoten te traceren en na te gaan wat er van hen geworden is. Een van hen is puissant rijk geworden in de game- en filmindustrie en woont in Californië. Deze Icks laat Rob overkomen naar Los Angeles via ‘teleportatie’: hij is in één seconde op de verre plek van bestemming.
Vanaf dat moment zitten we in een absurdistisch universum. Het middengedeelte van het boek bestaat uit episoden waarin de hoofdfiguur kan tijdreizen en via Icks en zijn assistente Grace de mogelijkheid krijgt om zaken uit het verleden goed te maken. Aanvankelijk heeft Rob – net als de lezer – grote twijfels over de realiteit van die verplaatsing in tijd. Is hij niet gewoon dood? Wordt hij voor de gek gehouden met virtual reality? Maar gaandeweg blijft er niets anders over dan ‘die andere werkelijkheid’ te aanvaarden, als hij – terug in de jaren tachtig – met een groepje oud-studiegenoten jaren in een Frans klooster doorbrengt. De epiloog van ‘de man op de brug’ doet eindelijk de mist optrekken die al die tijd over ‘de avond in het bos’ heeft gehangen. Had Rob niet een kardinale ‘zonde’ uit het verleden ongedaan kunnen maken? Of heeft hij dat impliciet gedaan door zichzelf te verzinnen?

Moeilijkheid
Door de vloeiende vertelwijze en de soepele stijl is dit een goed leesbaar boek. Wat het lezen echter lastig maakt, zijn de vaak onbegrijpelijke gebeurtenissen en de onnavolgbare gedachtegangen. Daarbij komt dat niet iedereen even makkelijk kan meegaan in de futuristische fantasieën van de schrijver. Wie van fantasy houdt, zal zich, zonder ergernis over ‘wat niet kan en toch gebeurt’, wel laten meevoeren op de golven van de opeenvolgende gebeurtenissen. De diepere betekenis van het hele verhaal van pakweg 400 bladzijden geeft zich niet zomaar bloot. Lezers moeten zich verdiepen in de achterliggende thematiek van ‘schuld’ en ‘wroeging’, en vooral in de vraag hoe die gevoelens onze herinneringen en trauma’s kunnen beïnvloeden. De omlijsting van het eigenlijke verhaal door het relaas van ‘de man op de brug’ is daarbij zeker behulpzaam.

Didactische en letterkundige analyse

Dimensies

Indicatoren

Toelichting | complicerende factoren

Algemene vereisten

Bereidheid

De lezer moet zich openstellen voor ‘het onmogelijke’ en fantasieën over wat toekomstige techniek eventueel wél mogelijk maakt. Daarnaast is het verhaal een behoorlijk uitgesponnen relaas van het leven van de hoofdpersoon en de talloze absurde situaties waarin hij terechtkomt. Wel iets voor de lezer met de lange adem.

 

Interesses

Enige belangstelling voor uitgewerkte toekomstdromen over ‘wat eigenlijk niet kan’ is noodzakelijk. De lezer moet ook geïnteresseerd zijn in het wel en wee van een hoofdpersoon die opgroeit in een (zeer) christelijk milieu in de provincie, in de jaren tachtig in Amsterdam filosofie studeert en als vijftiger een leven zonder ambitie leidt.
Tot slot: oog voor symboliek is onmisbaar, zoals de schijnbare sisyfusarbeid van Hollander op de brug.

 

Algemene kennis

Er zijn verwijzingen naar karakteristieken uit de jaren ’70 en ’80 die jonge lezers niet zullen (her)kennen. Een voorbeeld zijn de zondagse radiopraatjes van Mr. G.B.J. Hiltermann. Zonder kennis of herkenning van zulke zaken is de roman toch goed te volgen.

 

Specifieke literaire en culturele kennis

In de roman wordt veel naar oude films verwezen en sommige daarvan zijn in het verhaal verweven. Maar er wordt gaandeweg genoeg over verteld om de draad vast te houden. Verwijzingen naar muziek en literatuur komen ook voor, maar gebrek aan achtergrondkennis is geen beletsel.
Kennis van het Ichtus-teken zal de lezer al snel op het spoor zetten van de betekenis die de ontmoeting met Chris Vis heeft. Overigens wordt er in de roman zelf ook naar het visje verwezen.
Om te ontdekken waarom Rob een schijnbaar onbenullig incident kiest om ‘goed te maken’, moet de lezer aandachtig lezen en bijvoorbeeld weten wat een ‘pars pro toto’ is, want zo betitelt Rob zijn voorgenomen actie.

Vertrouwdheid met literaire stijl

Vocabulaire

De woordkeus van Van Essen is helder en tamelijk sober, vaak ook heel alledaags. Hier en daar duikt een specifiek woord op dat met de techniek van ‘tijdreizen’ te maken heeft (‘teleportatie’) of bijvoorbeeld met een cruciale gebeurtenis (zoals ‘eigenrichting’), maar in het algemeen zijn de woorden gangbaar.

 

Zinsconstructies

Vooral in de verhalende stukken (het grootste deel van de roman) zijn de zinnen opvallend vlot en meestal kort. Juist die beknoptheid geeft het verhaal vaart. Er zijn ook passages die meer filosofisch getint zijn, labyrintische gedachten weergeven en daardoor langere zinnen bevatten, maar in het algemeen zijn die goed te volgen. Een kenmerk van Robs gedachtegangen is dat hij zich vaak ‘herneemt’ en precies het tegenovergestelde zegt van wat hij net beweerd heeft. Dat is vooral een blijk van zijn voortdurende verwarring.
In het oog springen de passages die min of meer parlando zijn, zoals tijdens de dwaaltocht van de samengeklonterde groep jaargenoten in het Amsterdam van 1987.

 

Stijl

Van Essen heeft een vlotte, goed leesbare manier van schrijven waarin fijnzinnige ironie naar voren komt: ‘Duck had inmiddels een schotel met dingetjes neergezet die zich eerder lieten opeten dan benoemen. Lekker waren ze wel.’ (blz. 156). De beeldspraak – veelal met ‘alsof-zinnen’ – is aansprekend en raak: ‘Ze glimlachte mat en drukte haar sigaret uit, met krachtige bewegingen, alsof het peukje nog leefde en dood moest.’ (blz. 173).

Vertrouwdheid met literaire personages

Karakters

Hoofdpersoon Rob Hollander wordt glashelder gekenschetst. In de loop van het verhaal komt een hele stoet aan personages voorbij van wie de meesten bijfiguren zijn. Chris Vis / Icks is wel een centrale figuur, maar als karakter is en blijft hij uiteraard ongrijpbaar. Van de oud-studiegenoten treedt vooral De Paus steeds meer op de voorgrond.
Personages worden eerder gekenschetst door hun doen en laten dan door een uitvoerige beschrijving van hun aard.

 

Aantal karakters

Vrij overzichtelijk, al kan het de lezer even gaan duizelen bij de ‘vijfde poging’ als Rob veel oud-studiegenoten ontmoet in het Amsterdam van 1987. Uiteindelijk is het aantal niet echt een probleem.

 

Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters

In het kernverhaal waarin Rob gaat tijdreizen, is Rob aanvankelijk, waarschijnlijk net als de doorsnee-lezer, zeer sceptisch over alles wat er gebeurt. Het duurt lang voor hij zijn weerstand laat varen. Uiteindelijk legt hij zich neer bij de situatie waarin hij helemaal afhankelijk is van zijn voormalige studiegenoot Icks.
Om vast te stellen welke ontwikkeling Rob doormaakt, moet de lezer nadenken over de consequentie van de omlijsting van het verhaal door ‘de man op de brug’. Uit de proloog zou je kunnen opmaken dat Rob, zoals weergegeven in het verhaal, zichzelf verzint. Uit de epiloog moet blijken waarom hij dat gedaan heeft.
Icks heeft als verhaalfiguur veel weg van een almachtige. Hij heeft iets in het verleden veranderd. Tegen Rob zegt hij daarover: ‘Ik deed het voor jou’. Als jongetje is hij met zijn moeder langs de deuren gegaan om het woord van God te verkondigen. Later lijkt hij dus zelf een godheid, welk beeld versterkt wordt door zijn namen (Chris Vis, Icks). Dat had hij dus al min of meer in zich; een radicale ontwikkeling kun je dat niet noemen, eerder een openbaring. 

Vertrouwdheid met literaire procedés

Spanning

Echte spanning in de klassieke zin kent het boek niet. Voor zover er spanning wordt opgeroepen is het de vraag hoe Rob het er in de nieuwe tijdlijnen vanaf zal brengen.
Door de herhaaldelijk genoemde ‘nacht (avond) in het bos’ zit de lezer – net als Rob zelf – met de vraag wat er nu echt gebeurd is op die avond. Gaandeweg het verhaal worden er steeds kleine stukjes duidelijker, maar de ware toedracht blijkt pas in de epiloog.

 

Chronologie

Een verhaal over tijdreizen stelt meestal hoge eisen aan de lezer die de chronologie probeert te volgen. Die is per definitie vreemd verstoord. Los daarvan wordt er nogal eens heen en weer gesprongen in de tijd in de verschillende episoden, zoals wanneer de hoofdpersoon inbreekt bij zijn ouders en dan voor zichzelf ‘her-denkt’ hoe hij tot die inbraak is gekomen.
Na de proloog is het eerste kwart van de roman wel duidelijk: de jeugd van Rob in Rijssen. Het verhaal springt dan naar de Rob die achter in de vijftig is en voor een artikel zijn oud-jaargenoten gaat aanschrijven. Bij wat de ‘eerste poging’ heet, gaat Rob terug naar 1998, bij de ‘vijfde poging’ belandt Rob ongewild in 1987. De tijdsprongen zijn functioneel: Rob zelf is het spoor van de tijd ook af en toe bijster.  

 

Verhaallijn(en)

Met de tijdlijnen zijn er ook verschillende verhaallijnen. De eerste is de jeugd van Rob en zijn studententijd in Amsterdam. Vanuit het heden (pakweg jaren twintig in de eenentwintigste eeuw) keert de hoofdpersoon terug naar één dag: 13 november 1998. Later is er de ‘foute’ terugkeer naar 1987, een episode waarin hij veel oud-studiegenoten ontmoet, uiteindelijk met hen naar Frankrijk reist en daar blijft.
Dit hele Rob-verhaal wordt omkaderd door twee korte stukken over ‘De man op de brug’. Dat is de Rob die zichzelf ‘verzint’. Het klinkt nogal ingewikkeld en dat is het ook wel.

 

Perspectief

In ‘De man op de brug’ is een commentaarstem aan het woord, een alwetende verteller die een afsplitsing lijkt van Rob. Opvallend is dat de ‘hij’ in het laatste deel van de epiloog wordt aangesproken met ‘jij’ en ‘je’, wat de indruk van een innerlijke strijd in Rob over de vroegere gebeurtenissen versterkt. 
In de rest – het grootste deel van de roman – is er consequent een ik-verteller: Rob Hollander. Geen probleem.

 

Betekenis

De diepere betekenis van deze roman laat zich lastig in een paar woorden omschrijven. Feit en fictie zijn verstrengeld, de verhaallijnen zijn ‘draden spaghetti’: ze kleven aan elkaar zonder in elkaar over te gaan.
De kerngebeurtenis lijkt ‘de avond in het bos’ want die komt in alle delen terug en steeds nadrukkelijker. De diepere betekenis moet dus wel daarin gezocht worden.
Rob ervaart dat zijn herinnering aan die nacht ‘mistig’ is. Heeft hij dat zelf bewerkstelligd? Heeft Icks daar zijn ‘goddelijke’ hand in gehad? Gaandeweg het verhaal wordt duidelijk dat Rob daadwerkelijk wil weten wat er nu écht gebeurd is. Cruciaal is niet alleen het schuldgevoel dat blijkbaar voor verdringing heeft gezorgd. De verdringing van een trauma door er fictie van te maken blijft even voelbaar als het trauma zelf.

Relevante bronnen voor docenten

 

Gesprek met Rob van Essen in 'Opium' (Avro/Tros)

Gesprek met Rob van Essen in 'Nooit meer slapen' (VPRO) [vooral 02:30 - 31:10]

Externe leestips

 

Simon Vestdijk, De kellner en de levenden
Anton Koolhaas, Nieuwe maan

Auteur docentinfo

 

Jan Erik Grezel