Docenten Nederlands 15-18 | niveau 4 | Kaas
Introductie
Willem Elsschot (1882-1960) is het pseudoniem van Alfons de Ridder. Hij gaat de handel in, en vertrekt in 1906 naar Parijs. Dankzij goede handelsbetrekkingen met de Schiedamse scheepswerf Gusto kan hij in 1907 verhuizen naar Nederland. Hij trouwt met Fine en gaat met zijn gezin in Rotterdam wonen. Aan zijn collega's vertelt hij veel over zijn periode in Parijs. Zijn collega Anna van der Tak spoort hem aan deze verhalen op te schrijven, hetgeen in 1913 resulteert in de publicatie van Villa des Roses als feuilleton in het tijdschrift Groot Nederland. De Ridder gebruikt hierbij voor het eerst zijn pseudoniem Willem Elsschot. Inmiddels is het gezin teruggekeerd naar België, Brussel. Na de Duitse inval zoeken zij een veilig onderkomen in Antwerpen, waar Elsschot als secretaris van het Oogstbureel gaat werken. In 1933, nadat voor het eerst tien gedichten van Elsschot in Forum gepubliceerd zijn (waaronder zijn beroemdste gedicht 'Het huwelijk', met daarin de onvergetelijke regels: 'Maar tussen droom en daad / staan wetten in de weg / en praktische bezwaren') wordt Elsschot bezocht door Menno ter Braak, redacteur van Forum. Dichter Jan Greshoff moedigt Elsschot aan tot publicatie van Kaas (1933). In de Tweede Wereldoorlog is het voor Elsschot moeilijk zijn gezin te onderhouden. In 1941 komt hij in contact met Snoeck-Ducaju & Zoon, de uitgever van Snoeck's Almanakken. Elsschot houdt zich bezig met de promotie van de almanakken.
Zijn literaire carrière ontwikkelt zich intussen gestaag. Totdat hij in 1947 een gedicht schrijft over collaborateur August Borms. Het gedicht verwoest Elsschots reputatie. Hij breekt verbitterd zijn schrijversactiviteiten af en wijdt zich geheel aan het zakendoen. Het is voor Elsschot dan ook een complete verrassing dat hij in 1951 de Constantijn Huygensprijs toegekend krijgt voor zijn literaire oeuvre. In 1957 verschijnt Elsschots Verzameld werk, dat in korte tijd drie drukken krijgt. Op 31 mei 1960 zakt Elsschot op straat in elkaar en overlijdt korte tijd later.
Bron: boeken.vpro.nl
Inhoud
Let op: onderstaande tekst bevat belangrijke details over de afloop van het verhaal.
Hoofdpersoon Frans Laarmans, een eenvoudige kantoorklerk, ontmoet bij de begrafenis van zijn moeder de heer Van Schoonbeke, een vriend van Laarmans' broer. Deze heer behoort tot de betere kringen en heeft dan ook vele rijke vrienden. Tijdens een etentje bij Van Schoonbeke stelt deze Laarmans aan zijn vrienden voor en doet daarbij alsof Laarmans ook een man van hoog aanzien is. Kort daarop doet Van Schoonbeke Laarmans het aanbod om kaas te gaan verkopen. Laarmans neemt het aanbod aan, maar neemt nog geen ontslag bij zijn werkgever - hij meldt zich ziek.
Al snel krijgt Laarmans de eerste lading kaas binnen: twintig ton. Met de verkoop ervan wil het echter niet vlotten, want Laarmans is eigenlijk alleen maar bezig met randzaken: nadenken over het briefpapier, het inrichten van zijn kantoor, het kopen van een bureau en een schrijfmachine. Hij neemt enkele mensen aan die hem bij de verkoop moeten helpen, maar ook die actie levert weinig tot niets op. Intussen houdt hij Van Schoonbeke wel voor dat de zaken goed gaan.
Na een maand heeft Laarmans nog maar 11,5 kaas verkocht. Dan komt ene Hornstra het geld van de verkochte kazen innen. Laarmans doet echter niet open als deze aanbelt. Enkele dagen later werkt Laarmans weer voor zijn oude baas. Het geld van de 11,5 kaas heeft hij naar Hornstra gestuurd, met daarbij een briefje waarop staat waar de overige kazen liggen opgeslagen. Het boek eindigt ermee dat Laarmans het graf van zijn moeder bezoekt.
Moeilijkheid
Door de geringe omvang en de eenvoudige verhaallijn lijkt Kaas een eenvoudig boek. Een argeloze N3-lezer kan dan bedrogen uitkomen. Het taalgebruik is niet eenvoudig en de ironie kan gemakkelijk over het hoofd worden gezien. Ook N4-lezers zullen niet zomaar een adequate betekenis aan het verhaal kunnen toekennen. Zij zullen de moeite moeten nemen zich te verdiepen in de literatuurhistorsche context. Zij worden daar echter voor beloond met een dieper inzicht in de novelle. N5-lezers zullen eerder geneigd zijn zelf vragen te stellen over het verhaal en actief op zoek te gaan naar antwoorden. Al met al is Kaas een vrij pittig N4-boek.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Kaas is een roman die makkelijk onderschat kan worden. In eerste instantie door zijn geringe omvang, maar ook door de verhaallijn die op het eerste gezicht eenvoudig lijkt. Het vraagt van een N4-leerling een behoorlijke inspanning om het uitgebreide voorwerk te lezen. Ook de nuchtere, afstandelijke schrijfwijze en de cynische ondertoon vragen een redelijk grote bereidheid. Hiermee zijn direct de moeilijkheden voor de N3-leerling geschetst, die verder ook moeite kan hebben met het gedateerde Vlaams. De herkenbare menselijke emoties van Laarmans en de humor zullen dit boek voor een N3-lezer echter ook zeer de moeite waard maken. Voor een N5-leerling liggen er voldoende uitdagingen in het voorwerk, de thematiek en de literaire context om dit boek te willen lezen. |
Interesses | Kaas zal vooral lezers interesseren die iets anders willen; die op zoek zijn naar originaliteit, naar een boek met iets extra's. Jongens kunnen vermoedelijk de nuchtere schrijfstijl, maar ook de bedrijfswereld waarin het verhaal zich afspeelt, waarderen. De mannelijke hoofdpersoon hoeft voor meisjes geen belemmering te zijn, temeer wanneer zij de subtiele superioriteit van de vrouw van Laarmans kunnen doorzien. Voor leerlingen die geïnteresseerd zijn in de werking van humor, is dit een prachtig boek. | |
Algemene kennis | Uitgebreide algemene kennis is niet nodig om de roman te kunnen begrijpen en waarderen, al helpt het als de lezer enig idee heeft van de situatie in Nederland rond 1933. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | Om de opdracht en de inleiding te kunnen begrijpen en te plaatsen in het verhaal, moet de lezer kennis hebben van de literatuurgeschiedenis en bekendheid hebben met literaire terminologie, zoals het begrip leidmotief. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Voor een N3-leerling is het enigszins gedateerde Vlaamse taalgebruik een uitdaging. De verklarende woordenlijst achterin het boek kan daarbij behulpzaam zijn. Voor de N4-leerling zijn de onbekende woorden of uitdrukkingen geen belemmering. |
Zinsconstructies | Overwegend korte zinnen. Geen probleem voor de N3-lezer. | |
Stijl | Een sobere, zakelijke stijl. Korte dialogen en beschrijvingen. Voor de N4- en N5-lezer is het een uitdaging om een relatie te leggen tussen stijl waarin het boek is geschreven en het voorwoord over stijl. | |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | Frans Laarmans is het meest uitgewerkte personage. Van hem weet de lezer de gevoelens en gedachtes. Door opmerkingen die ze in gesprekken maakt, kan de lezer ook gissen naar de gedachtes van zijn vrouw. De andere personages zijn bijfiguren. |
Aantal karakters | Er komt, naast de hoofdpersoon Laarmans, een beperkt aantal karakters in de roman voor: de moeder van Laarmans, zijn vrouw en zijn twee kinderen, zijn broer, Mijnheer van Schoonbeke, een vijftal werknemers van General Marine en wat mensen die Laarmans bij Van Schoonbeke leert kennen. Zij dienen vooral ter verduidelijking van Laarmans' beweegredenen en karakter. Voor een N3-lezer is het een uitdaging om na te denken over deze functie van de personages. | |
Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters | Alleen de hoofdpersoon maakt een echte ontwikkeling door, al kost het wellicht even wat moeite om te doorzien dat er wel degelijk een verandering in hem tot stand is gekomen en de gebeurtenissen niet slechts voorbij zijn gegaan. Op alle drie de relevante niveaus is de vraag naar de ontwikkeling van Laarmans een uitdagende: voor N3 vanuit de vraag wat dat nu eigenlijk is, een ontwikkeling; voor N4 vanuit de vraag in hoeverre de ontwikkeling duidelijk wordt gemaakt door de stijl en voor N5 met betrekking tot het literair-historische aspect: hoe dacht men in die tijd over de ontwikkeling van personages? | |
Vertrouwdheid met literaire procédés |
Spanning | De gebeurtenissen zijn in zichzelf niet direct spannend, mede doordat de gevoelens van onzekerheid en onbehagen van de hoofdpersoon door de objectiverende schrijfstijl moeilijker te traceren zijn. Maar regelmatig krijgt de lezer een vooruitblik die spanningverhogend werkt. |
Chronologie | Het verhaal is chronologisch geschreven met een enkele flashback of vooruitwijzing. Geen probleem voor N3-lezers. | |
Verhaallijn(en) | Er is één verhaallijn die eenvoudig te volgen is voor een N4-lezer. De uitdaging zit in het voorwerk: voordat de eigenlijke roman begint, staat er eerst nog een opdracht aan Jan Greshoff, een inleiding over stijl, een lijst van personages en tot slot een lijst van elementen. De N3-lezer zal deze delen wellicht overslaan en kan daarna ook nog zonder problemen de verhaallijn van het eigenlijke verhaal volgen. | |
Perspectief | Het verhaal wordt aan de lezer verteld door de hoofdpersoon; de ik-figuur die zich richt tot een niet nader geïdentificeerde je-persoon. Vertellend- en belevend-ik worden door elkaar gebruikt, wat geen belemmering hoeft te zijn voor een N4-lezer. In zekere zin is het perspectief onbetrouwbaar: de lezer leest alleen Laarmans gedachtes. Voor de N3-lezer is dat een interessante complicerende factor. Ook de onbekende 'je' zal de N3-lezer tot nadenken kunnen stemmen: waarom heeft de schrijver dit zo aangepakt? | |
Betekenis | Voor de N3-lezer zal het boek vooral lezen als een verhaal over (mislukte) ambities en welke rol familie speelt in je leven. Verder kan deze roman voor de N3-lezer een uitdagende eerste stap in de oudere letterkunde zijn. De N4-lezer zal tot een gelijksoortige betekenistoekenning kunnen komen, en die in verbinding willen brengen met vragen over de bedrieglijke eenvoud van het verhaal en het satirische karakter ervan. De N5-lezer zal in staat zijn het verhaal te lezen in het breder perspectief van het menselijk onvermogen, en uitdaging vinden in het leggen van verbindingen met de periode van verschijnen en literair-historische ideeën als het modernisme en de Nieuwe zakelijkheid. Voor deze drie niveaus zal de betekenis van de inleiding in relatie tot de roman een uitdaging zijn: voor N3 vanuit de vraag 'Waarom doet de schrijver dit?', voor N4 vanuit de vraag 'Zie ik in het verhaal terug wat in de inleiding beschreven wordt?' en voor N5 vanuit de vraag 'Hoe sluit de inleiding aan bij gedachten over stijl tijdens het interbellum?'. | |
Relevante bronnen voor docenten |
elsschot.polis.be | 'Herontdek Elsschot' |