Docenten Nederlands 15-18 | niveau 5 | De verlatene
Introductie
Carry van Bruggen in het Pantheon van het Literatuurmuseum
Inhoud
Het boek begint en eindigt met de beschrijving van seideravond, het begin van het Pesachfeest. De eerste viering is nog warm: het hele gezin Lehren – vader, moeder, vier kinderen – zit rond de tafel waar de uittocht uit Egypte feestelijk herdacht wordt. Aan het eind van het boek viert de vader het feest in zijn eentje, tot de dood erop volgt. De vader is daarmee misschien ‘de verlatene’, maar eigenlijk is hijzelf degene die zijn kinderen verlaten heeft. Zijn God, en vooral: zijn godsdienst, heeft hij nooit vaarwel willen zeggen; vooral na de dood van zijn vrouw is hij zich steeds meer gaan verschansen in een steile orthodoxie die voor zijn kinderen niet meer te dragen is.
Het gezin werd altijd al geconfronteerd met vijandig onbegrip van de omgeving: zij waren immers Joden, met hun rare rituelen. Voor oudste dochter Esther staat het Jodendom vooral voor armoede en uitsluiting; zij probeert op 16-jarige leeftijd te ontsnappen door met een rijke zestiger mee te gaan, en gaat daarmee haar ongeluk tegemoet. Zoon Daniël associeert het Jodendom met slaafse gehoorzaamheid aan verouderde tradities. Hij probeert erbovenuit te stijgen door te studeren; hypocrisie is niets voor hem. Tot hij erachter komt dat hij wel het Jodendom kan willen verlaten, maar dat antisemitische medestudenten het toch weer bij hem terugbrengen. De andere twee kinderen, Jozef en Roosje, kiezen minder heftige ontsnappingsroutes, maar raken desondanks ook los van de steeds strengere vroomheid van hun vader. Ook elkaar kunnen de kinderen niet meer bereiken: ze spatten alle kanten op uit de ooit zo veilige kern.
Moeilijkheid
Wat dit boek vooral lastig maakt voor leerlingen nu is de verouderde taal. Ook het feit dat het een voorbije wereld is die beschreven wordt, met tal van elementen die de meesten van ons vreemd geworden zijn of vreemd zijn – denk aan rituelen uit het jodendom – maakt het voor jongeren nu een flinke opgave om in het boek door te dringen. Maar wie eenmaal gewend is aan de taal en de sfeer, kan door het herkenbare verhaal gegrepen worden. Het is prettig voor de lezer dat het verhaal wordt gepresenteerd in een reeks van maar liefst 57 korte hoofdstukken. De aanbevolen editie verklaart de Hebreeuwse en Jiddische woorden die Van Bruggen gebruikt.
Didactische en letterkundige analyse
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid |
De lezer moet bereid zijn een oud boek te lezen over een voorbije wereld. Hij zal moeite moeten doen om de taal te begrijpen en de beschreven wereld te veroveren. Dat het boek als een klassieker wordt gezien en dat de schrijfster in deze tijd nieuwe waardering krijgt, kan helpen. |
|
Interesses |
Het boek is interessant voor lezers die graag lezen over een Joods of religieus milieu, of over de samenleving rond 1900. Ook voor liefhebbers van psychologie: de verhouding tussen verwanten (denk aan loyaliteitsconflicten) én de verschillende ontwikkeling bij mensen ‘uit hetzelfde nest’. |
|
Algemene kennis |
Enig historisch besef (de Nederlandse situatie rond 1900) is welkom; denk aan de man-vrouwverhouding en standsverschillen. Het boek biedt zelf natuurlijk ook de nodige informatie op dit punt. |
|
Specifieke literaire en culturele kennis |
Het is van belang om iets te weten over de gebruiken en rituelen van het joodse geloof, en de Bijbelse achtergronden daarvan. |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire |
Aardig wat verouderde en onbekende woorden. In dialogen hier en daar dialect; dat zorgt ook wel voor levendigheid. Voor de Hebreeuws/Jiddische woorden (soms anders gespeld dan in het woordenboek) is er een verklarende woordenlijst achter in de aanbevolen editie. |
|
Zinsconstructies |
Soms impressionistische formuleringen, soms ongewoon (zeker naar moderne maatstaven). Ook dit went wel. |
|
Stijl |
De lezer zal moeten wennen aan de stijl van Van Bruggen, die volgens haar tijdgenoot A. Aletrino soms incorrect en ongrammaticaal was; moderne lezers zullen haar stijl eerder gewoon als ouderwets ervaren. Maar met enige inspanning zullen zij na een paar hoofdstukjes wel uit de voeten kunnen met haar manier van schrijven. |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters |
De personages worden menselijk getekend en gedragen zich herkenbaar. Van de vier kinderen zijn Daniël en Roosje psychologisch het meest uitgewerkt. |
|
Aantal karakters |
De zes leden van het gezin staan centraal. Daaromheen nog wat bijfiguren. Goed te overzien. |
|
Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters |
Het boek gaat vooral in op de ontwikkeling van en de verhouding tussen de karakters. De auctoriale verteller belicht de zaak van alle kanten. |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning |
Het is boeiend om te zien hoe verschillend vier kinderen uit één gezin in het leven staan, hoe ze zich ontwikkelen en hoe het gezin desintegreert. Ook de worsteling met de overtuiging waarin ze zijn grootgebracht wordt navoelbaar beschreven. |
|
Chronologie |
Het verhaal wordt in hoofdzaak chronologisch verteld. Veel hoofdstukken beginnen met een tijdsbepaling. |
|
Verhaallijn(en) |
Naarmate het boek vordert, wordt de aandacht verdeeld over de verschillende kinderen (en de vader). Die afwisseling is geen enkel probleem. |
|
Perspectief |
De alwetende verteller beschrijft alle gebeurtenissen en volgt nu eens het ene personage, dan het andere. Zo weet de lezer precies wat er speelt en wat er in de verschillende personages omgaat. |
|
Betekenis |
Het boek laat zien hoe kinderen uit een hecht gezin zich bij de groei naar volwassenheid op heel verschillende manieren verhouden tot hun orthodoxe achtergrond, en hoe zo’n gezin onvermijdelijk uiteenvalt. We zien een starre opvoeder, en kinderen met verschillende persoonlijkheden, behoeften en ontwikkelingsstrategieën. |
Relevante bronnen voor docenten |
|
|
Externe leestips |
|
|
Auteur docentinfo |
|
Pieter Waalewijn |