Docenten Nederlands 15-18 | niveau 6 | De Kapellekensbaan
Introductie
Louis Paul Boon wordt in 1912 geboren in Aalst, een kleine fabrieksstad in België. Hij wil van jongs af aan kunstschilder worden en meldt zich in 1926 bij de Academie voor Beeldende Kunst in Aalst. Vanaf dat jaar groeit er een vriendenclubje in Aalst met fanatieke communistische opvattingen. In 1928 moet Boon stoppen met zijn opleiding tot kunstschilder en gaat hij zijn brood verdienen als auto- en huisschilder en later als onderhoudsmedewerker. In zijn vrije tijd schrijft en schildert hij.
In 1933 moet hij in dienst. In 1936 trouwt hij met Jeannette de Wolf; samen krijgen zij een zoon, Jo. Boon wordt in 1939 gemobiliseerd, in 1940 krijgsgevangen gemaakt en in hetzelfde jaar ook weer vrijgelaten. Hij is dan werkloos en vult zijn tijd met schrijven en schilderen. Zijn vrouw stuurt het typoscript van De voorstad groeit (1942) naar de jury van een Vlaamse literaire prijs; op voorspraak van Willem Elsschot wordt de prijs aan Boon toegekend. Boon besluit dan van de pen te gaan leven, maar zijn revolutionaire ideeën staan een glanzende carrière in de weg. Pas na De Kapellekensbaan (1953) komt de erkenning, vooral ook in Nederland. Boon publiceert veel, is ook actief als beeldend kunstenaar (zegt vaak te zullen stoppen met schrijven, maar doet dat nooit) en wordt een populaire bekende Vlaming. Hij werkt mee aan veel Belgische en Nederlandse bladen, ook als journalist, en hij begint ook zelf tijdschriften, o.a. samen met Hugo Claus. Hij krijgt veel literaire prijzen, waaronder de Constantijn Huygensprijs van 1966 voor zijn hele oeuvre en de Belgische Staatsprijs voor Pieter Daens, of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht (1971); hij wordt zelfs voorgedragen voor de Nobelprijs. In 1979 overlijdt hij in zijn huis 'Isengrimus' in Erembodegem. Het documentaire werk Het Geuzenboek verschijnt datzelfde jaar postuum.
Van Boons omvangrijke oeuvre komen bij scholieren tegenwoordig nog maar enkele titels in beeld, en dan vooral Mijn kleine oorlog (1947) en Menuet (1955).
Inhoud
Let op: onderstaande tekst bevat belangrijke details over de afloop van het verhaal.
De overkoepelende verhaallijn speelt zich af in het heden. Hierin zien we Boontje die aan zijn roman over Ondine werkt. Hij is het hele boek door in gesprek met enkele vrienden over literatuur, het schrijverschap, kunst, politiek, leven en dood, enzovoorts.
Het verhaal van Ondine (zie hierna) is cursief afgedrukt.
De derde verhaallijn wordt gevormd door de stukjes over Reinaert de vos, geschreven door Johan Janssens voor een communistisch blad. Het zijn stukjes waarin de sluwe Reinaert vooral de wolf Isengrimus tot slachtoffer maakt.
Het geheel wordt, na de introductie, als volgt gepresenteerd:
Hier begint het 1ste hoofdstuk: Lente te Ter-Muren
Hier begint definitief het 1ste hoofdstuk: Lente te Ter-Muren
Hier begint het 2de hoofdstuk: vandaag wat zon en morgen wat regen en wind
Toch het 3de en laatste hoofdstuk: gisteren wat zon en vandaag weeral wind en regen en modder
Het verhaal van Ondine speelt zich af aan het einde van de negentiende eeuw in Aalst. Zij waant zich beter dan de andere inwoners van het gehucht Termuren om twee redenen. Ten eerste is ze de dochter van Carolus 'Vapeur' Bosmans, een zelfstandige schrijnwerker, die er prat op gaat een burger te zijn en dus geen arbeider. Ten tweede bewaren ze thuis de sleutel van de kapel. Wanneer ze bijna elf is, bespiedt Ondineke Achilles en Norbert Derenancourt terwijl zij in de tuin van hun vaders kasteel spelen. Ze ziet hun gouden jas en vindt dat haar verminkte broertje Valeer er ook zo een verdient. Daarom steelt ze geld uit het offerblok van de kapel. Het is echter veel te weinig om een jas te kopen in de stad.
Ondine wil ontsnappen aan het arme milieu van Termuren. Ze begint om te gaan met de heren Achilles Derenancourt en Ludovic Gourmonprez. Deze laatste maakt haar zwanger. Ze dumpt de baby zonder ernaar te kijken in het toilet. Later vermoedt ze dat haar ouders de zaak opgeruimd hebben, en het onderwerp komt nooit meer ter sprake.
Ze heeft een relatie met Achilles en overwintert bij hem op het kasteel, maar hij beschouwt haar slechts als een stuk speelgoed en trouwt met de zus van de rijke dikzak Glemmasson. Daarna heeft Ondine een kortstondige relatie met Achilles broer Norbert, totdat ze ontdekt dat hij eigenlijk Kledden is en zich als 'Lange Vrouw' verkleedt. Hij is dus een kinderverkrachter, maar wordt hier nooit voor vervolgd.
Wanneer er vier villa's gebouwd worden langs de Kapellekensbaan, gebruikt Ondine haar charmes om voor haar vader het contract binnen te slepen voor de schrijnwerkerij. Het gezin Bosmans is echter zo dwaas om al het geld meteen uit te geven, waardoor ze de houtleverancier niet kunnen betalen. Ondine gaat naar de familie Schatt, eigenaars van de vierde villa die hun rekening nog niet betaald hebben, en ontmoet daar Oscar Schatt. Met deze simpele ziel zal ze uiteindelijk trouwen.
(Samenvatting gedeeltelijk ontleend aan nl.wikipedia.org)
Moeilijkheid
De Kapellekensbaan is een klassieke én een experimentele roman. Wie uitsluitend door het eerste kenmerk aangetrokken wordt, zal het erg zwaar krijgen. Het boek vraagt veel van de lezer: de structuur is complex, er is geen sprake van een normaal verhaalverloop met een spanningsopbouw en ook de taal is vaak ongewoon; tot in de typografie wordt er geëxperimenteerd. Ook een ervaren lezer (vanaf N5) heeft het niet makkelijk, doordat zijn ervaring hem weinig zal baten: het experiment zoekt juist nieuwe wegen. Wie zich daarvoor openstelt, kan langzaamaan toch zijn draai vinden in deze roman. Daarbij zal vooral de meer conventionele historische vertelling over Ondine, duidelijk onderscheiden in de cursieve gedeelten, hem gaande houden. Ook de Reinaert-episodes geven de lezer lucht. De lezer die dol is op (literair) avontuur en extreme uitdagingen, krijgt in dit boek een prachtige kans om zelf te ondervinden wat het tot een klassieker heeft gemaakt.
Tom Lanoye zoekt de oorzaak van de 'onrustwekkende verdwijning' van Boon uit ons literaire landschap in diens eigenzinnige taal, het Boonsiaans. Hij adviseert beginnende Boonlezers (in Revue Lanoye. Filippica, 2016, p. 43): 'Bijt op Uw tanden, schattebouten, en zet door. Vooral tijdens de eerste paar bladzijden. Laat U niet afschrikken en geniet juist van deze onverwachte woorden hier, dat gekke voorzetsel ginds, die maffe uitdrukking daar. U went er snel aan – lees voort, lees voort! De context geeft de betekenis wel prijs en wees gerust, Uw beloning is niet min. U krijgt een boek te lezen zoals U er nog nooit een las. De kans is zelfs groot dat U, al na één hoofdstuk, zelf gaat spreken 'op zijn Boons'. Verras Uw vrienden, vermaak Uw nageslacht! Geef Boon opnieuw wat Boontje toekomt en verwen uzelf met een van de spannendste oeuvres in ons taalgebied. Een jeneverglaasje inspanning, voor een oceaan van rauw talent.'
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | De Kapellekensbaan is een klassieke én een experimentele roman. Het tweede kenmerk vereist een grote bereidheid van de lezer: alleen als hij zich openstelt voor het onbekende, en niet bang is voor vervreemding en complexiteit, kan dit een succes worden. Dat het boek ook nog eens dik is, is hierbij van ondergeschikt belang. |
Interesses | Belangstelling voor het (literaire) experiment, voor Vlaamse literatuur, voor de historische werkelijkheid in Vlaanderen in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw, voor geëngageerde literatuur, voor vragen over de zin van het schrijven – wie daarover beschikt, kan aan dit boek plezier beleven. | |
Algemene kennis | Het is gunstig voor de lezer als hij iets afweet van de opkomst van het socialisme en van de geschiedenis van de eerste helft van de twintigste eeuw. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | De lezer wordt ondergedompeld in een wereld die hem grotendeels onbekend zal zijn. Zelftest: in het eerste stukje na het voorwoord komt de kantieke schoolmeester aan het woord; hoeveel van zijn verwijzingen herkent de lezer? | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Boon hanteert een volstrekt eigen taal: Vlaamse spreektaal, dialectwoorden, leenwoorden, archaïsmen en neologismen. 'Het Boonsiaans knarst en botst en bijt en mengt en krijst en swingt als de neten' (Lanoye). In de spelling zien we dezelfde eigenzinnigheid terug. Hardop lezen helpt. |
Zinsconstructies | De zinnen zijn nogal eens on-Nederlands gevormd: typisch Vlaams of typisch Boon. Dit went wel. | |
Stijl | De stijl van Boon is eigenzinnig. Hij speelt met de taal, werkt met rijm (o.a. klanknabootsing) en allerlei stijlmiddelen (archaïsering, enumeratie, anakoloet, zelfcorrectie). Voor lezers van de hoogste niveaus een opgave, maar ook iets om van te genieten. (Zie ook het citaat van Lanoye onder 'Moeilijkheid'.) | |
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | Zowel in het Ondine-verhaal als in de Reinaert-stukjes en in de kring rond Boontje zijn er een paar duidelijk te onderscheiden personages. Om hen heen zwermen allerlei bijfiguren, die veel minder goed te plaatsen zijn; maar doordat het om bijfiguren gaat, ontstaat hier geen echt probleem. |
Aantal karakters | Al met al zijn er heel wat personages, maar de belangrijkste zijn goed herkenbaar. | |
Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters | De lezer leert de diverse personages behoorlijk goed kennen. In de Ondine-lijn ziet hij hoe de hoofdpersoon zich ontwikkelt van een meisje met idealen en dromen tot een vrouw die geleerd heeft hoe ze zich moet handhaven in een harde werkelijkheid. Ook Reinaert maakt een ontwikkeling door: hij wordt gaandeweg schijnheiliger en lijkt steeds minder op zijn middeleeuwse voorbeeld; eigenlijk is zijn slachtoffer Isengrimus de echte vertegenwoordiger van het gewone volk. De kring van Boontje – verschillende personages met hun eigen lotgevallen – speelt een rol in het commentaar op en de wording van het Ondine-verhaal. [Opdracht 5/2 gaat hier nader op in.] | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | De Ondine-lijn heeft nog het meest van een verhaal met een conventionele spanningsopbouw: de heldin streeft een doel na – zal zij het bereiken? De beide andere verhaallagen kennen wel een problematiek, maar nauwelijks spanning. |
Chronologie | Zowel het Ondine-verhaal als de vertelling rond Boontje wordt chronologisch verteld. In het historische verhaal zien we een tijdsverloop van ongeveer tien jaar; de actuele vertelling neemt ongeveer anderhalf jaar in beslag. De tijdsaanduidingen zijn tamelijk impliciet. | |
Verhaallijn(en) | De structuur van de roman is complex. Ook lezers van de hoogste niveaus zullen moeite hebben om vat te krijgen op het verhaal (welk verhaal?). [Opdracht 5/1 kan daarbij helpen.] Er zijn drie verhaallagen – het Ondine-verhaal, het Reinaert-verhaal en het Boontje-verhaal – die gedeeltelijk op elkaar inwerken. | |
Perspectief | Het vertelperspectief is tamelijk gecompliceerd. Zowel het Ondine-verhaal als de Reinaert-stukjes worden verteld door een personage uit de kring van Boontje; dit zijn auctoriale vertellers. De verteller in de verhaallaag van Boontje is een 'gij' (die soms ook als 'ik' of als 'hij' wordt aangeduid). In deze laag laten verschillende personages hun licht schijnen op wat er verteld wordt. [Zie opdracht 5/2.] | |
Betekenis | Dé opgave voor elke lezer is betekenis te geven aan deze experimentele roman. In het voorwoord wordt gesuggereerd dat deze roman de opgang en neergang van het socialisme aan de orde stelt. En inderdaad gaat het over de macht van het kapitaal, over onrecht, over idealen. Maar het boek behandelt veel meer: de werkelijkheid tegenover fictie, het nut van de kunst, het schrijven van een boek, de zin van het leven. De lezer wordt met een veelheid aan gedachten en filosofietjes geconfronteerd, en mag uit de chaos zijn eigen thema destilleren. Mogelijk kan hij daarna concluderen dat De Kapellekensbaan terecht als een klassieke roman wordt beschouwd. [Zie opdracht 6/1 en 6/2.] | |
Relevante bronnen voor docenten |
G.J. van Bork, over De Kapellekensbaan & Zomer te Ter-Muren van Louis Paul Boon (1977, Synthesereeks) G.J. van Bork, 'L.P. Boon', in: Kritisch Literatuur Lexicon (mei 1988) literairecanon.be | De Kapellekensbaan in de Vlaamse canon nrc.nl | Pieter Steinz in 2002 over De Kapellekensbaan Tom Lanoye, 'Tussen Jackson Pollock en Céline. Over de onrustwekkende verdwijning van Louis Paul Boon', in: Revue Lanoye. Filippica (2016), p. 38-48. |