Lezen voor de Lijst

Introductie

De dichter van Beatrijs is onbekend. Het gedicht was bedoeld als voordrachtstekst, waarbij de dichter tegelijk de eerste voordrager was. Deze zal een professioneel spreker zijn geweest, die zijn brood verdiende met dichten en spreken. Er wordt gesuggereerd dat Diederic van Assenede of Jacob van Maerlant in aanmerking zouden kunnen komen voor het auteurschap, maar zij vallen af, aangezien zij in de dertiende eeuw leefden en niet in Brabant, en ook omdat dichten niet hun beroep was. De legende van Beatrijs vindt zijn oorsprong waarschijnlijk in twee exempels van Caesarius van Heisterbach, een cisterciënzer monnik die begin dertiende eeuw een zeer korte versie en een langere versie van de legende optekende in Latijns proza, bestemd voor gebruik door geestelijken. Aan de zeer korte versie dankt de Beatrijslegende haar naam en de beschrijving van de schoonheid van het meisje. Aan de langere versie is veel meer ontleend, hoewel ook deze versie in vergelijking tot het boek zoals we dat nu kennen, nog steeds erg summier is. In Beatrijs vinden we een zekere broeder Gijsbrecht, die aan de dichter het verhaal heeft verteld. Wellicht heeft Gijsbrecht beide versies van Caesarius gekend en deze doorverteld aan de dichter. De dichter heeft met zijn eigen creativiteit een nieuwe berijmde versie gemaakt van het verhaal. Deze versie was voor een ander publiek bedoeld dan Caesarius' vertellingen. Het beoogde publiek bestaat hoogstwaarschijnlijk uit kapitaalkrachtige leken. Het handschrift is wellicht in de omgeving van Brussel tot stand gekomen. Sommigen denken om die reden aan het Brabantse hof in Brussel. We beschikken slechts over één handschrift met daarin het berijmde verhaal van Beatrijs, neergelegd in 1038 verzen en verluchtigd met lombarden, grote kleurige hoofdletters. Dit handschrift bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Inhoud

Let op: onderstaande tekst bevat belangrijke details over de afloop van het verhaal.
Beatrijs, een jonge vrouw, is kosteres in een klooster hoewel ze sinds haar twaalfde verliefd is op een jongen. Ze doet haar best deze liefde te vergeten, maar slaagt daar niet in. Ze roept haar jeugdliefde per brief op en bespreekt met hem haar situatie. Wanneer hij aangeeft voor haar te zullen zorgen en wanneer hij zijn trouw belooft, neemt ze haar besluit. Een week later laat zij haar habijt achter op het altaar van Maria en ontmoet zij haar geliefde onder de rozenstruik. Samen ontvluchten zij te paard de streek. Even zakt de moed haar in de schoenen, maar haar geliefde weet haar te overtuigen van zijn trouw en materiële welstand. Onderweg begaat hij echter de grote vergissing om haar uit te nodigen voor een vrijpartij in het veld. Beatrijs reageert verontwaardigd: alleen hoeren bedrijven in het open veld de liefde, zij niet! Aan het einde van hun reis vestigen zij zich in een stad die gelegen is in een mooi dal. De daaropvolgende zeven jaar leven zij daar voorspoedig en gelukkig. Ze krijgen samen twee zoons. Aan het einde van deze zeven jaar is het geld op en moeten ze alles verkopen om aan eten te komen. Als daarnaast ook de crisis toeslaat en de twee nog steeds geen middelen van bestaan hebben gevonden, verlaat de geliefde haar en laat haar achter met hun twee zoons. Haar blijft niets anders over dan haar lichaam te verkopen aan mannen in het veld buiten de stad. Op deze manier blijft haar schande (armoede) onzichtbaar voor haar medeburgers en kan zij gedurende de zeven jaar die volgen haar kinderen voeden. Na deze tweede cyclus van zeven jaar krijgt zij berouw en besluit zij zich niet langer te prostitueren. Zij roept Maria aan en beroept zich op haar trouw aan haar. Ze trekt weg uit de stad en komt al bedelend met haar kinderen in de buurt van haar voormalige klooster. Daar krijgt zij onderdak bij een weduwe. Bij navraag blijkt dat er helemaal geen kosteres is weggelopen, veertien jaar geleden. Integendeel, de kosteres wordt geprezen om haar ijver en toewijding. Drie maal verschijnt vervolgens een visioen aan Beatrijs waarin haar gemaand wordt het klooster in te gaan. Pas na driemaal raakt Beatrijs overtuigd van het goddelijk bevel en zij gehoorzaamt, waarbij haar kinderen achterblijven bij de weduwe. Zonder dat iemand het merkt, neemt zij haar plaats weer in in het klooster. De weduwe vraagt om bijstand aan het klooster, wanneer duidelijk wordt dat de moeder is verdwenen. Wanneer Beatrijs haar zonden opbiecht, besluit de abt haar zoons onder zijn hoede te nemen. Hij vergeeft haar en geeft ruchtbaarheid aan het mirakel, waarbij hij waakt voor haar anonimiteit.

Moeilijkheid

Leerlingen van N2, N3 en N4 kunnen het verhaal het beste lezen in de hertaling, van bijvoorbeeld Willem Wilmink. Leerlingen van N5 en hoger zouden de originele tekst kunnen bestuderen naast de hertaling. Het is aan te raden de leerlingen een introductie te geven over Middelnederlandse teksten, de religieuze symboliek en de hoofse achtergrond bij deze tekst. Immers, de symboliek zullen ze er zeker niet zelf uithalen en zelfs wanneer hoofsheid als begrip is behandeld in de klas, zullen ze daaraan niet denken vanwege de afwezigheid van ridders en jonkvrouwen. Zonder deze achtergrond gaat veel van de tekst verloren. Wat overblijft is een simpel verhaal dat ook voor een N2-leerling nog valt te begrijpen. Of ze daarmee iets meekrijgen van de middeleeuwse cultuur is een tweede. En of ze het verhaal weten te waarderen valt zeer te betwijfelen. 

Dimensies

Indicatoren

Toelichting | complicerende factoren

Algemene vereisten

Bereidheid Wanneer de docent hertalingen toestaat, is het voor N2- en N3- lezers geen probleem om dit verhaal te lezen. Het relatief korte verhaal is goed te overzien en biedt hun een inkijkje in een nieuwe wereld. De middeleeuwse context en religieuze achtergrond zullen N4-lezers nieuwsgierig maken. Voor N5-lezers zal het Middelnederlands en de overlevering van de tekst tot de verbeelding spreken.
   Interesses N2- en N3-lezers zullen het verhaal als loverboystory kunnen framen en op die manier wordt de vertelling voor hen herkenbaar. N4-lezers zullen het werk als onderdeel van de canon willen leren kennen en N5-lezers willen als het goed is het boek als Middelnederlandse religieuze en hoofse tekst leren kennen.
   Algemene kennis Er is geen algemene kennis vereist om het verhaal te kunnen volgen.
   Specifieke literaire en culturele kennis Om diverse sleutelscènes in de originele tekst te duiden is kennis nodig van het Middelnederlands, van religie en van de hoofse omgangsvormen. Verder is kennis over de boekproductie en handschriften in de middeleeuwen handig, maar niet noodzakelijk.

Vertrouwdheid met literaire stijl

Vocabulaire De hertaling is in herkenbaar Nederlands geschreven en leidt niet tot problemen. Hooguit de terminologie die verbonden is aan het geloof zou onbekend kunnen zijn voor alle lezers, zoals absolveren, habijt, Gods uitverkoren bruid en kosteres. De Middelnederlandse tekst is zeer lastig te lezen en niet aan te raden voor N4-lezers of lager. De moeilijkheid van de tekst en het onbekende vocabulaire zal belemmerend werken op de motivatie.
   Zinsconstructies De hertaling bestaat uit korte zinnen, soms samengesteld, nergens ingewikkeld. Dat laatste valt niet te zeggen over de oorspronkelijke tekst. De vervoegingen van het werkwoord, de  ontkenningen, spelling, naamvallen, woordenschat maken het lezen van de tekst een hele klus waarbij intrinsieke motivatie noodzakelijk is. De oorspronkelijke tekst kan aangeboden worden aan N5-lezers.
   Stijl De tekst doet een beroep op woordgebruik en symboliek die kenmerkend zijn voor gelovigen (de blauwe jurk die Beatrijs ontvangt van haar geliefde, de terugkerende getallensymboliek, de visioenen). Daarnaast verwerkt de tekst woorden en symbolen uit de hoofse kringen (boetekleed Beatrijs bij vertrek, afkeuren seksualiteit in het veld, liever prostitutie dan bedelstaf). Duiding bij deze symbolen en terminologie is geboden, zowel bij lagere als hogere niveaus.

Vertrouwdheid met literaire personages 

Karakters De hoofdpersonen zijn Beatrijs en Maria. Daarnaast speelt de vriend een tijdelijke maar belangrijke bijrol. Haar twee zoons, de weduwe en de abt spelen een minder belangrijke bijrol.
    Aantal karakters Het aantal personages is zeer goed te overzien.
   Ontwikkeling van en verhouding tussen de karakters De ontwikkeling van personages in middeleeuwse verhalen is vaak niet aanwezig, aangezien een verhaal als dit oorspronkelijk als exempel was opgesteld. Bovendien zijn de middeleeuwse eisen die gesteld worden aan een verhaal heel andere dan die van onze tijd. Het lijkt erop dat Beatrijs onveranderd is gebleven in het verhaal, vertrouwend op Maria. Het enige wat verandert,  is dat zij nu weloverwogen het habijt weer aan heeft getrokken en dat zij berouw heeft getoond over haar zonden en gebiecht heeft. Maar het blijft voor leerlingen van N4 en hoger moeilijk te accepteren dat Beatrijs geen innerlijke verandering heeft doorgemaakt, met de ervaringen in de liefde, in verraad, haar ervaringen met armoede, moederschap en prostitutie en de metamorfose van Maria. Het verhaal rept hierover niet. Dat was voor de contemporaine toehoorders ook geen vereiste.

Vertrouwdheid met literaire procedés

Spanning In het verhaal wisselen uitgesponnen scènes (zoals het vertrek) zich af met grote tijdsprongen. Er wordt nauwelijks aandacht geschonken aan de beschrijving van gevoelens van de hoofdpersonen, met uitzondering van gevoelen die te maken hebben met berouw of schaamte. Dit zal een N3-lezer prettig vinden, terwijl een N4- en N5-lezer hierbij vraagtekens zal plaatsen. Zo wordt er nauwelijks aandacht geschonken aan het achterlaten van de twee kinderen.
   Chronologie Het verhaal wordt chronologisch verteld, waarbij op verschillende plaatsen wordt gerefereerd aan toekomstige gebeurtenissen. Soms treedt er tijdverdichting op en worden enkele jaren in een paar zinnen afgedaan.
   Verhaallijn(en) Er is één verhaallijn.
   Perspectief Het verhaal wordt verteld door een externe verteller, die zichzelf als ik-figuur opvoert en die lijkt samen te vallen met de voordrager. Deze heeft het verhaal, volgens de tekst, te horen gekregen van een zekere monnik Gijsbrecht die dit verhaal dankzij studie op het spoor was gekomen (authentificatie). De ik-figuur breekt op verschillende momenten direct in in het verhaal om een zijspoor te bewandelen of om zaken te verduidelijken.
   Betekenis De strekking van de tekst is tweeledig. Zo is het verhaal stichtelijk, in de zin dat het verhaal benadrukt dat men moet vertrouwen op de bemiddeling van Maria. De wonderbaarlijke gedaanteverwisseling van Maria redt Beatrijs van excommunicatie en stelt haar in staat haar oude leven weer op te pakken. Daarnaast heeft de tekst wereldse aspecten, vanwege de  hoofs-aristocratische waarden en werelds eer- en schandebesef (Maria kan niet voorkomen dat Beatrijs bedrogen wordt en tot armoede vervalt en de prostitutie inmoet, wel redt zij de non van schande).

Relevante bronnen voor docenten

  Inleiding en verantwoording van de editie van Theo Meder in: Beatrijs. Een middeleeuws Maria-mirakel, Uitgeverij Prometheus en Bert Bakker, Amsterdam 1995.