Docenten Nederlands 15-18
| niveau 4 | De intrede van Christus in Brussel
Introductie
Dimitri Verhulst (Aalst, 2 oktober 1972) is een van de productiefste hedendaagse Vlaamse auteurs. Zijn werk is zonder uitzondering maatschappelijk geëngageerd te noemen. Zijn satirische stijl leunt vaak aan tegen die van de maatschappijkritische column; humor is hierin een belangrijk stijlmiddel. Hij gebruikt veel Vlaamse woorden en uitdrukkingen, wat zijn werk kleurrijk maakt, maar voor de onervaren lezer kan dit een hindernis vormen. Vanaf zijn debuut in 1992 tot nu toe publiceerde hij ieder jaar wel een of twee titels. De helaasheid der dingen (2006; ook op deze site, op N3), de roman waarmee hij doorbrak naar het grote publiek, werd verfilmd. Inmiddels heeft hij ook een aantal grote literaire prijzen gewonnen.
Op maatschappelijk en politiek gebied laat Verhulst ook van zich horen. Hij is ambassadeur van de stichting Varkens in Nood, schreef het voorwoord bij Hoe durven ze van PvdA'er Peter Mertens, en zette zich samen met Ilja Leonard Pfeijffer en Tommy Wieringa in voor de vluchtelingen tijdens de Europese vluchtelingencrisis.
Inhoud
Wanneer wordt aangekondigd dat Christus op 21 juli, in volle komkommertijd, Brussel zal bezoeken, ondergaat de Belgische hoofdstad een metamorfose. De gevels worden opgeknapt, bloembakken geplaatst en de criminaliteitscijfers duiken plotsklaps naar het nulpunt. Terwijl de beleidsmensen bakkeleien over wie een persoonlijk onderhoud met de profeet verdient en discussiëren over de route waarlangs Jezus lopen moet, krijgt de stad almaar een menselijker gelaat met oog voor de dakloze, de illegaal, de dronkaard en de armoe-oogster. De metro ruikt niet langer naar pis, de hoop is onder het volk. En dan breekt de grote dag zelf aan.
Op weergaloze wijze becommentarieert Verhulst de hedendaagse samenleving.
[Bron: uitgeverijcontact.nl]
Moeilijkheid
Het verhaal beschrijft de ruim drie weken voorafgaand aan de komst van Christus in Brussel tot aan de avond van de grote dag zelf, wanneer alle bezoekers van de hoofdstad weer huiswaarts gaan. Die geschiedenis wordt eenvoudig chronologisch verteld. Wat het lastig maakt, zijn de vele uitstapjes die Verhulst maakt naar het verleden, door associatie van gebeurtenissen nu met die van toen. Zo komt de herinnering aan het Heizelstadiondrama van 1985 voorbij, verschijningen van 'de Heilige Familie' aan Brussel in een iets verder verleden, de misbruikschandalen in de Katholieke Kerk en vele filosofieën van de verteller over de condition humaine. In de manier van vertellen zit veel vaart, maar als een lezer niet goed op de hoogte is van de betekenis van al deze verwijzingen, kan hij de draad kwijtraken. Voor wie ze wel begrijpt, vormen ze juist een boeiende en stimulerende factor.
Hetzelfde geldt voor het taalgebruik: velen zullen echt genieten van Verhulsts woordkeuze en zinsbouw, maar voor wie weinig ervaring heeft met Vlaams, is het zo nu en dan pittig.
N3-lezers kunnen ook moeite hebben met inleving; om plezier aan de roman te beleven moet je behoorlijk wat kennis hebben van maatschappelijke, politieke en religieuze ontwikkelingen. Wie dat heeft, zal genieten. De gevorderde N4- en N5-lezer zal op iedere bladzij veel herkennen en vooral ook plezier hebben door de humoristische kijk van de verteller op de werkelijkheid. De indeling in vrij korte, heldere hoofdstukken (veertien staties) maakt de roman overzichtelijk.
Dimensies |
Indicatoren |
Toelichting | complicerende factoren |
Algemene vereisten |
Bereidheid | Het boek is niet dik; het ziet er ook wel grappig uit en de flaptekst is helder en wervend. De titel kan bepaalde leerlingen die niets met godsdienst hebben, afschrikken. Hetzelfde kan gelden juist voor leerlingen die gevoelig zijn voor wat zij ervaren als blasfemie. Ook het motto stimuleert de lezer met weinig literaire ervaring niet, evenmin als de eerste pagina met een verteller die filosofeert over hoe een roman te beginnen. De N4- en N5-lezer zullen motto en het humoristische begin wel kunnen waarderen. Zij zullen ook cultureel en inzake maatschappijkritiek geboeid kunnen raken. |
Interesses | Leerlingen die al enigszins 'ontwaakt' zijn, kranten lezen en zich bewust zijn van actuele ontwikkelingen, zullen plezier beleven aan het werk. De manier waarop Verhulst heel vlot allerlei herkenbare hypes op de korrel neemt, zullen ze waarderen. | |
Algemene kennis | Voor N3-lezers kan het vereiste niveau van algemene kennis teveel gevraagd zijn. N4- en N5-lezers, vaak al wat meer ontwikkeld en op de hoogte van actuele gebeurtenissen, zal de inhoud prikkelen tot reageren. Alle lezers zullen op de hoogte moeten zijn van de bijzondere kenmerken van de staat België. | |
Specifieke literaire en culturele kennis | Er wordt geen sterk beroep gedaan op literaire kennis, op culturele kennis des te meer. Zo is alleen al kennis van Ensors schilderij 'De intrede van Christus in Brussel' van groot belang voor de betekenis van het werk. Gebrek aan kennis van religieuze zaken in het algemeen, het lijdensverhaal en de idee van de wederkomst van Christus in het bijzonder staan een goed begrip van het verhaal in de weg. Het gaat hier overigens om kennis die grotendeels is op te doen door onderzoek. Vooral de N5-lezer vindt hierin uitdaging. Die kan ook gaan genieten van de lachspiegel die hem voorgehouden wordt, bijvoorbeeld als Verhulst het gebruik van social media op de hak neemt. | |
Vertrouwdheid met literaire stijl |
Vocabulaire | Het taalgebruik is lastig voor wie niet gewend is aan Vlaams. De lezer die niet afhaakt, zal beloond worden met groter leesplezier door klank- en beeldrijkdom. Sommige woorden zullen onbekend zijn, maar de betekenis daarvan kan opgemaakt worden uit de context. |
Zinsconstructies | Ook met de zinsbouw, de zinsdeelvolgorde en met name de constructie van het gezegde zal de Nederlandse jonge lezer moeite kunnen hebben. Hiervoor geldt hetzelfde als voor het vocabulaire: doorlezen wordt beloond met begrip en groter leesplezier. Verhulst houdt daarbij van lange samengestelde zinnen; niet eenvoudig voor de N3-lezer. | |
Stijl | Zinnen van elf regels of meer zijn niet uitzonderlijk. Ze meanderen net als de gedachten van de verteller, waarbij er geregeld sprake is van een climax. Die kan de aard krijgen van absurditeit. De ontwikkeling van de zin loopt dan van heel gewoon naar steeds vreemder, grotesker, grappiger. De stijl van schrijven ligt dicht bij de stijl van denken van iemand die in de ban is van zijn eigen denkbeelden, vooral als hij zich opwindt over de domheid en het cynisme van de medemens. Daarbij ontbreken zelfkritiek en zelfspot niet. Korte venijnige zinnen houden de stijl fris: 'In België was het moeilijker een slijper van machinegereedschappen dan een parlementariër te vinden.' |
|
Vertrouwdheid met literaire personages |
Karakters | In feite is er maar één karakter: de verteller. De anderen zijn typen, vaak groepsvertegenwoordiger: de minister, de parlementariër, de buurman, de tv-persoonlijkheid, de asielzoeker. Geregeld worden die clichématig uitvergroot. |
Aantal karakters | Het aantal karakters is klein. De verteller is in feite het enige karakter, de echtgenote Veronique, de moeder, de asielzoekster Ohanna en de buurman komen iets meer dan de overigen uit de verf. | |
Ontwikkeling van de karakters | De hoofdpersoon/verteller ontwikkelt zich door de gebeurtenissen tot zijn eigen verbazing tot een mild, oprecht, positief en redelijk mens. Na afloop bekent hij dat hij eigenlijk nooit geloofd heeft dat Christus werkelijk zou komen, maar dat hij wel hoop had ontwikkeld dat mensen iets menselijker met elkaar zouden omgaan.'Dat was het pijnlijkste: te beseffen dat ik mezelf vooral op dat menselijke vlak een rad voor ogen had gedraaid.' | |
Vertrouwdheid met literaire procedés |
Spanning | Er komt weinig actie voor in het boek. N3-lezers kunnen klagen 'dat er niets gebeurt'. Wellicht zal dit N5-lezers pas opvallen als ze erbij stilstaan. Het verhaal biedt namelijk een bont spektakel van gebeurtenissen. |
Chronologie | De hele geschiedenis, die iets meer dan drie weken beslaat, wordt chronologisch verteld. Een aantal gebeurtenissen uit het verleden komt als herinnering voorbij. | |
Verhaallijn(en) | Er zijn twee verhaallijnen die op eenvoudige manier parallel lopen: de geschiedenis van de ophanden zijnde komst van Christus met haar gevolgen voor Brussel en inwoners, en daarnaast de persoonlijke ervaringen van de hoofdpersoon/verteller: het overlijden van zijn moeder, de kennismaking met de buurman en de verhouding tussen hem en zijn vrouw Veronique, alsmede zijn gemoedstoestand onder al die omstandigheden. Dit klinkt overigens ingewikkelder dan het is. Veel kans om je te identificeren met personages geeft Verhulst de lezer niet; geregeld laat hij een opgepakte verhaallijn even verderop alweer liggen. | |
Perspectief | De ik-verteller zonder naam vertelt vanuit een tijdstip achteraf de hele geschiedenis. Doordat hij daarbij ook overwegingen betreffende het schrijven/vertellen zelf heeft, is er in feite sprake van een perspectief bij een ik-personage en een auctoriaal perspectief bij een verteller die commentaar kan geven op de vertelling. Het eerste overheerst. Er zijn geen expliciete toespelingen op de mogelijkheid dat de verteller Verhulst zelf zou zijn. | |
Betekenis | Voor N3-lezers zal het een zware dobber zijn de betekenis van veel van wat Verhulst aan de orde stelt, te bevatten. N4- en N5-lezers die al wat meer in staat zijn te analyseren en bereid zijn onderzoek te doen, zullen genieten van de felle kritiek die het verhaal bevat op de hedendaagse samenleving, gedragingen van de moderne mens, grappen aangaande de schijnheiligheid van geestelijken en de katholieke kerk, de staatkundige lulligheid van België. N5-lezers zullen wellicht ook een antenne hebben voor de lofzang die het boek tegelijk is op België. Het gaat niet alleen om 'het verdriet van België'. | |
Relevante bronnen voor docenten |
scholieren.com | Kees van der Pol, Bespreking van De intrede van Christus in Brussel tzum.info | Koen Schouwenburg, 'Met bier, worst en hoedjes wachten op Jezus Christus' |