Lezen voor de Lijst

Docenten Nederlands 15-18

 | niveau 5 | De stille kracht

Introductie

De Haagse schrijver Louis Couperus (1863-1925) heeft een omvangrijk oeuvre bij elkaar geschreven dat onder meer Indische romans, Haagse roman, reisromans en klassieke romans omvat. In zijn jeugd heeft Couperus enkele jaren met zijn ouders doorgebracht in Nederlands-Indië. Later is hij er met zijn vrouw (waarschijnlijk een verstandshuwelijk, omdat men aanneemt dat Couperus homoseksueel was) nog wel eens geweest. De stille kracht schrijft hij daar in 1899 als hij bij zijn zuster en haar man (die resident is) logeert.
Zijn hele leven heeft Couperus geldzorgen gehad. Vandaar dat hij veel voor kranten schreef: reisreportages en feuilletons. Dat leverde geld op en later bij boekpublicatie nog eens. Na zijn dood raakte Couperus enigszins in de vergetelheid, maar in de jaren zeventig en tachtig behoorde hij door de verfilmingen van enkele van zijn werken weer tot de canon. Niet lang daarna werd zijn
Verzameld werk (voor de tweede keer) uitgegeven.
Van
De stille kracht is een tv-serie gemaakt die nu gedateerd aandoet, maar die in de jaren zeventig veel opzien baarde door de blootscènes. De serie is op dvd verkrijgbaar. In 2010 kondigde Paul Verhoeven een verfilming aan van het boek.
 

Inhoud

Centraal staat het residentiehuis van Van Oudijck in Laboewangi. Zijn jonge, tweede vrouw Léonie is een zinnelijke vrouw, die ervan houdt om mannen te verleiden. Niet alleen heeft ze een verhouding met Theo, zoon uit het eerste huwelijk van Van Oudijck, ze legt het ook nog aan met de inlandse hartenbreker Addy, die de geliefde is van Doddy, de dochter van Van Oudijck.
Alles lijkt goed te gaan, maar de stille kracht gaat tegen de Nederlanders werken als resident Van Oudijck een regent ontslaat. Vanaf dat moment lijkt het residentiehuis bezeten door kwaadaardige krachten, culminerend in de scène waarin Léonie met sirih bespuugd wordt terwijl ze onder de douche staat.
Een bijfiguur is Eva, die met haar altijd drukke man vlakbij de resident woont. Zij neemt de taken waar die Léonie als residentsvrouw eigenlijk zou moeten uitvoeren: recepties geven, culturele avonden organiseren, etcetera. Zij is de spil van het sociale leven in Laboewangi, maar zij kwijnt weg bij gebrek aan cultuur en avontuur. In tegenstelling tot Léonie blijft ze wel trouw aan haar man.
 

Moeilijkheid

De broeierige sfeer, de wereld vol geesten en de geheimzinnige stille kracht maken deze roman de moeite waard voor N4-lezers. Complicerende factoren zijn echter de afstand in tijd en plaats, maar met enige moeite is dat voor een N4-lezer wel te overzien. De stijl (vooral in de beschrijvingen) van Couperus maakt deze roman echter lastiger dan deze op het eerste gezicht lijkt (of in de herinnering van de leraar is opgeslagen): lange, lastige constructies die een groot beroep doen op het leesvermogen van de leerling. Een N5-lezer zal hier echter wel mee uit de voeten kunnen. Voor N6-lezers kan het een uitdaging zijn om deze roman af te zetten tegen andere koloniale literatuur.
 

Dimensies

Descriptoren

Toelichting | complicerende factoren

Algemene vereisten

Bereidheid
Het boek is niet al te dik en is ondanks lastige elementen in het verhaal en de stijl zeker ook op N4 te lezen. De spanning in het verhaal (de stille kracht die tegen de Nederlanders werkt) is voor deze groep geschikt. Voor N5-lezers is het boek geschikt omdat zij meer in de literaire klassiekers geïnteresseerd zijn en omdat er een compleet andere cultuur en tijd met andere zeden en gewoonten in aan de orde komt. Op N6 is dit boek interessant ten opzichte van het andere werk van Couperus en in vergelijking met andere Indische romans.
  Interesses Leerlingen moeten zich kunnen inleven in mensen die ouder zijn dan zij. De amoureuze verlangens van Léonie van Oudijck (vooral de verhouding moeder-stiefzoon, moeder-minnaar van stiefdochter) zal wat inlevingsvermogen vragen. 
Voor allochtone leerlingen kan de visie in het boek op de Indische bevolking misschien een beetje al te koloniaal zijn (ondanks dat dat gegeven binnen de roman aan de kaak wordt gesteld). Indische mensen worden vaak gekoppeld aan karaktertrekken die negatief gekleurd zijn: mysterieus, je weet niet wat er in ze omgaat. Af en toe wordt het gedrag gekoppeld aan dierlijk gedrag. Alhoewel het boek voornamelijk de koloniale gedachten van Nederlanders weergeeft, kan dat wellicht onaangenaam zijn om te lezen.
  Algemene kennis De lezer moet enige historische kennis hebben en een beetje weet hebben van het bestuurssysteem in Nederlands-Indië (met resident, assistent-resident, regent etcetera). Dit is echter niet strikt noodzakelijk, want uit de context wordt dat langzamerhand wel duidelijk.
  Specifieke literaire en culturele kennis Er wordt af en toe wel verwezen naar schrijvers, Kloos en Gorter bijvoorbeeld, maar dat is geen belemmering om de grote lijn van het verhaal te volgen. Een begrip als 'spleen', typisch een fin de siècle-gevoel, moet je als lezer herkennen of opzoeken. In de roman wordt de rationalistisch westerse cultuur van die tijd tegenover de mysterieuze, animistische cultuur van Nederlands-Indië gezet. De leerling vanaf N4 zou die abstractie wel uit het boek moeten kunnen halen en ook de verbindingen tussen beide culturen, niet alleen op seksueel gebied, maar ook zoals die blijken uit spiritistische seances van westerse dames (tafeldansen).

Vertrouwdheid met literaire stijl 

Vocabulaire Het lastigste in dit boek is het gebruik van Maleise woorden. 'Verleden met de passer malam op de aloon-aloon en de passer malam voor de orang-blanda, in de kebon-kotta…' (pagina 147) In deze editie is een verklarende woordenlijst achterin het boek opgenomen. Daarnaast zullen leerlingen wat archaïsche termen minder snel kunnen begrijpen. Voor leerlingen op N5 en N6 vormt dit taalgebruik misschien een uitdaging omdat er iets van leren valt.
  Zinsconstructies Couperus gebruikt lange (de eerste zin van het boek telt 45 woorden, de laatste 75), tot extreem lange zinnen, vaak met ingebedde bijzinnen, die het lezen niet vergemakkelijken. De dialogen zijn echter steeds vrij natuurlijk en kort. Het duurt even voordat het verhaal op gang komt. De N4-lezer zou hierdoor kunnen afhaken.
  Stijl De impressionistische stijl doet in de beschrijvingen wat ouderwets aan. '(…) de tinten der bomen en silhouetten der loverkruinen zich louterende in zachte pastel-doezelingen van wazig roze, en waziger blauw, met een enkele hellere schijn van ochtend-geel, en purperen verte-streep van dageraad, en over heel dit krieken dauwde een frisheid, als een sprenkelbad, dat in sprenkeldruppels ijl opfonteinde uit die gedrenkte grond en terugparelde in de kinderlijke zachtheid van de allereerste zonnestralen.' (Pagina 145, dit is de halve zin.) De lengte van de zinnen, de eigenzinnige woordkeus en de lastige constructies vol poëtische middelen (alliteraties, assonanties, ritme) is geschikt voor een geoefende lezer (N5) en een lezer die zich erin wil verdiepen (N6).

Vertrouwdheid met literaire procédés

Actie De stille kracht moet het niet hebben van snelle en/of harde actie. Toch is De stille kracht wel een spannend boek. De spanning wordt echter niet zozeer opgeroepen door de beschreven gebeurtenissen, maar door de reacties van de personages daarop. In hen smeult en broeit het. Dat zal ook de N4-lezer opmerken. Niet alle N4- (en N5-)lezers zullen dat echter in gelijke mate waarderen. 
  Chronologie Het verhaal wordt chronologisch verteld. Soms zijn er tijdsprongen van dagen of weken. Op het einde van de roman wordt er opeens haast gemaakt en vliegen de weken en maanden voorbij. De tijdsprongen zijn niet complicerend. De verteller vat soms samen wat er is gebeurd. 'Léonie, ziek een paar dagen van de zenuwkoorts, bleef in bed.' (pagina 157)
  Verhaallijn(en) Op het niveau van de actie is de hoofdlijn hoe Léonie haar buitenechtelijke escapades kan voortzetten. Op een meer abstract niveau wordt duidelijk dat de overheersende westerse cultuur nooit de ondoorgrondelijke (en ondergrondse) Indische cultuur zal kunnen beteugelen. Een N4-lezer zal meer op actieniveau lezen, N5 en N6 meer op abstract niveau.
Een nevenlijn in de roman gaat over de lotgevallen van Eva, maar die ondersteunt voornamelijk de abstracte lijn.
  Perspectief  Er is op heel veel plekken sprake van een impliciete auctoriale verteller die meer weet dan de personages, hun denken en gevoelens samenvat en soms onder woorden brengt wat ze hopen en vrezen. 'Trouwens, hij was thuis geheel blind. Hij had thuis die volslagen blindheid, die zo dikwijls hebben mannen, zeer kundig en bekwaam in betrekking en werkkring, gewend scherp om te blikken in het wijde perspectief van hun arbeidsveld, maar bijziende thuis (…).' (pagina 91). De schrijver gebruikt wel verschillende points of view. Zo volg je telkens een van de personages.
  Betekenis De roman kan begrepen worden met wat hierboven reeds omschreven is: de overheersende westerse cultuur zal nooit de ondoorgrondelijke (en ondergrondse) Indische cultuur kunnen beteugelen. Bas Heijne schreef in NRC Handelsbladeen column over wat hij het belangrijkste vond in deze roman, namelijk het 'falend leiderschap, over de tragische ondergang van een rationeel en fatsoenlijk bestuurder' en dat komt 'omdat hij van bovenaf iets wil opleggen zonder dat hij gevoelig is voor zijn omgeving, de aard en cultuur van de mensen over wie hij heerst. Logica, regels, theorie, het werkt allemaal averechts, wanneer gevoeligheid, intuïtie, en empathie ontbreken.' Hij raadt het boek dan ook aan aan bestuurders en ambtenaren.
Deze beide betekenislagen vergen wel enig filosofisch en politiek inzicht. Een N4-lezer zal het boek desalniettemin gemakkelijk kunnen verbinden met gedachten over cultuur(verschillen). De laag die Heijne ziet, is een uitdaging voor N5 en N6.

Vertrouwdheid met literaire personages

Karakters Het boek zit vol karakters (Léonie, Van Oudijck, Theo, Eva) die gedurende het boek veranderen, meestal ten negatieve: ze worden banger en geslotener (Léonie), onzekerder, minder rationalistisch (Van Oudijck), haatdragender (Theo) en mistroostiger (Eva). Dat wordt allemaal veroorzaakt door wat ze meemaken in Laboewangi en (de gevolgen van) de stille kracht. Couperus is in de beschrijvingen van die karakters meestal wel expliciet over hun gevoelens. De interpretatie van die gevoelens is voor een N4-lezer goed te volgen.
  Aantal karakters Er komen vrij veel personages voor in de roman en dat zal in het begin wel enige verwarring opleveren, zeker omdat de verhoudingen tussen de personages nogal gecompliceerd liggen.
  Ontwikkeling van karakters Voor leerlingen zullen de gedragingen van Léonie het lastigst zijn om te volgen: het begrijpen van de keuzes die zij maakt om haar lustgevoelens te volgen vergt enig psychologisch inzicht en dat geldt ook voor de blindheid van Van Oudijck voor de gedragingen van zijn vrouw. Enige levenservaring of inlevingsvermogen zal wel vereist zijn.

Relevante bronnen voor docenten

 
weblogs.nrc.nl | Bas Heijne over De stille kracht